120
c) Stuurgeometrie instellen
Defecten bij servo‘s worden door moeilijke besturingen of mechanische belastingen (vb. door vuil of roest) of door
asymmetrische en daardoor niet lineaire geometrische stuurinstellingen veroorzaakt. Daarom moet u voor het rijden
op uw model de volgende punten controleren en eventueel overeenkomstige correcties uitvoeren.
Door deze maatregelen garandeert u een sterkere, onder belasting snellere en vooral naar links en rechts gelijkmati-
ge aansturing van de besturing. Let bij de instellingen in elk geval op dat de servo niet op blok loopt.
De servohendel moet bij de neutrale stand van de zender (trim-
ming ook op 0) precies 90° t.o.v. de servobehuizing zijn afge-
steld.
Indien nodig, demonteert u de servohendel en plaats u deze
afgesteld opnieuw terug. Kleine afwijkingen kunnen met de trim-
ming op de zender worden ingesteld.
De servostang (4) moet dan zo worden ingesteld dat beide stu-
urhendels parallel t.o.v. de servohendel staan (lijnen bij positie
1 en 2).
Vervolgens moeten de spoorstangen (4) zo worden ingesteld dat
het gewenste voor- of naspoor wordt bereikt.
Houd daarbij ook rekening met de voorschriften in het hoofdstuk 9. b).
Door deze instelling van de servohendel en de volledige stuurmechaniek wordt gegarandeerd dat de servo
bij stuurbewegingen naar links en rechts gelijkmatig wordt belast en bij het rechtuit rijden in de neutrale
stand staat.
2
1
4
4
3
Summary of Contents for 1326247
Page 134: ...134 ...
Page 135: ...135 ...