122
Spoor aan de vooras instellen:
Het voor-/naspoor aan de voorste as laat zich door ver-
draaien van de spoorstanghendel (A) instellen. Aangezien
deze zowel een linkse als rechtse schroefdraad heeft,
hoeft u deze voor het verstellen niet te demonteren.
Draai altijd beide spoorstanghendels gelijkmatig vast
(linker en rechter voorwiel), aangezien anders hetzij de
trimming op de zender moet worden versteld (of zelfs de
aansturing door het stuurservo moet worden veranderd
bv.door servostangen te verplaatsen).
In de fusee (B) bevinden zich verder meerdere bevesti-
gingspunten voor de spoorstanghendel; deze dienen om
de inslaghoek van het voorwiel te veranderen (Acker-
mann-hoek).
De fabrikant heeft hier reeds de optimale instelling uitgevoerd, daarom moet u het bevestigingspunt (B) niet veran-
deren.
Spoor aan de achteras instellen:
Het spoorinstelling aan de achteras van dit voertuig is vast voorgegeven en kan niet worden ingesteld.
c) Servosaver instellen
De besturing van het voertuig is uitgevoerd als fuseebesturing. De beweging van de stuurservo werkt via een ser-
vostang op de servosaver.
De servosaver bestaat uit twee tegen elkaar draaibare onderdelen die niet strak met elkaar zijn verbonden, maar
via een schuin vlak tegen elkaar kunnen worden bewogen. Een veer drukt deze beide draaibare onderdelen samen.
Als er tijdens het rijden harde schokken via de wielen in de
stuurmechaniek overgebracht worden, worden deze niet
onmiddellijk naar de stuurservo overgedragen maar via
de verende verbinding van beide delen van de servosaver
gedempt.
De werking van de servosaver kan met een kartelmoer (A)
worden ingesteld.
Hierbij verandert de aanpersdruk van de veer van de ser-
vosaver zodat beide delen van de servosaver moeilijker of
makkelijker tegen elkaar kunnen worden gedraaid.
De fabrikant heeft reeds een optimale instelling van de servosaver geselecteerd. Een wijziging van de instel-
ling is daarom normaal gezien niet nodig.
Bij een te zachte instelling bewerken lichte stoten tegen het wiel reeds een verdraaiing van beide delen van
de servosaver, wat de stuurprecisie en wegligging bij het rijden negatief beïnvloed.
Een te harde instelling kan ertoe leiden dat de servoaandrijving wordt beschadigd, aangezien stoten tegen
de wielen ongefilterd naar de servo worden doorgestuurd.
B
A
A
Summary of Contents for 1404631
Page 130: ...130 ...
Page 131: ...131 ...