134
b) Accu’s/batterijen in de zender plaatsen
Open het batterijvak (3) aan de onderkant van de zender. Schuif het batterijvakdeksel naar voor uit (let op de pijlaan-
duiding op het batterijvakdeksel).
Installeer ofwel drie nieuwe batterijen van het type AA/mignon of drie volledig opgeladen batterijen. Let hierbij op de
juiste polariteit (plus/+ en min/-), zie opschrift in het batterijvak van de zender.
Sluit het batterijvak weer.
Omwille van de lagere spanning van accu's (voorbeeld: AA/mignonbatterij = nominale spanning 1,5 V,
AA/mignonaccu= nominale spanning 1,2 V) komt het opnieuw tot een verkorting van de bedrijfsduur, aan
-
gezien de zender onmiddellijk een te lage spanning meldt.
Wij raden u daarom aan om de zender uitsluitend met hoogwaardige alkalinebatterijen en niet met accu's te
gebruiken.
c) In- /uitschakelen van de zender
Nadat de batterijen zijn geïnstalleerd (zie hoofdstuk 9 b) kan de zender via de schuifschakelaar (12) worden in- of
uitgeschakeld.
Na het inschakelen licht de rode en groene LED op (bij voldoende opgeladen batterijen).
Wanneer de groene LED (11) knippert, zijn de geïnstalleerde batterijen bijna leeg en moeten deze zo snel mogelijk
worden vervangen. Het is nog mogelijk om het voertuig gedurende enige tijd te gebruiken.
Als zowel de groene (11) als rode LED (7) knippert, zijn de batterijen leeg en moeten ze worden vervangen. Het is niet
langer mogelijk het voertuig te besturen.
Voor de zender wordt uitgeschakeld of de batterijen worden vervangen, moet u omwille van veiligheidsre-
denen altijd eerst de rijregelaar aan het voertuig uitschakelen.
d) Functiebeschrijving van de bedienelementen
Draaiwiel (1) voor stuurfunctie
De sturing van de voorwielen van het voertuig gebeurt via het draaiwiel (1).
Wanneer het draaiwiel zich in de middelste stand bevindt, moeten de wielen aan het voertuig recht afgesteld zijn
(parallel met het chassis). Als de wielen schuin staan hoewel het draaiwiel zich in de middelste stand bevindt, kan de
sturing van die trimregelaar "ST.TRIM" (4) worden gecorrigeerd.
Wanneer u het draaiwiel aan de zender naar links draait, moeten de wielen aan het voertuig eveneens naar links
draaien. Wanneer u naar rechtsdraait, moeten de wielen naar rechts inslaan.
De bediening van het draaiwiel op de zender vereist slechts weinig kracht. Daarom is het volstrekt vol-
doende wanneer u het draaiwiel alleen met de vingertippen bedient. Als het draaiwiel bij het bereiken van
de eindaanslag met meer kracht verder wordt gedraaid, kan dit leiden tot de vernietiging van de stuurme-
chaniek in de zender! Verlies van waarborg/garantie!
Wanneer u het draaiwiel naar links draait en de wielen naar rechts draaien, zet u de schuifschakelaar "ST.REV" (6) in
de andere stand. Dan keert de draairichting van de stuurservo om. Mogelijks moet u vervolgens de voorwielen via de
trimregelaar "ST.TRIM" (4) opnieuw instellen.
Summary of Contents for 1408946
Page 162: ...162 ...
Page 163: ...163 ...