94
f) Auto in gebruik nemen
Neem eerst de zender in gebruik (zie hoofdstuk 10. b) en 10. e). De rode led (7) op de zender knippert
langzaam (1x knipperen, pauze, 1x knipperen, pauze enz.). Dit geeft aan dat de zender probeert een
verbinding te leggen met de ontvanger.
Als de led 2x knippert, gevolgd door een pauze, zijn de batterijen bijna leeg en moeten ze worden vervan-
gen door nieuwe.
Laat de gashendel (3) van de zender los zodat deze in de middelste stand (neutraal) staat.
Om te voorkomen dat de auto ongecontroleerd wegrijdt als de wielen plotseling beginnen te draaien, kunt
u de auto op een geschikt onderstel plaatsen, zodat de wielen vrij rond kunnen draaien.
Steek uw vingers niet in de aandrijving en houd de wielen niet vast.
Zet de auto aan (stand van de schuifschakelaar zie pijl in
de afbeelding rechts).
De witte ledlichten op de auto worden geactiveerd.
Wacht vervolgens enkele seconden (laat de gashendel
op de zender in de neutrale stand staan en beweeg deze
niet) totdat de ontvanger/regelaar de zelftest heeft voltooid
en de rode led (7) continu brandt. Dit geeft aan dat de
zender met de ontvanger gekoppeld is (dit wordt ook wel
"binding" of "pairing" genoemd).
Controleer nu de aandrijving en besturing van de auto door bijvoorbeeld het stuurwiel (2) naar links of rechts te
draaien of voorzichtig aan de gashendel te trekken.
Als de aandrijving van de auto niet stil blijft staan wanneer de gashendel in de middelste stand (neutraal)
staat, stel dan de draaiknop "THROTTLE TRIM" (9) bij.
f) Carrosserie plaatsen
Klap de carrosserie weer naar beneden en zet deze vast met de in hoofdstuk 10. c) verwijderde klemmetjes.