114
Als de gashendel direct zonder onderbreking van vooruit naar achteruit rijden wordt geduwd, treedt de remfunctie van
de motor in werking (auto rijdt niet achteruit).
Als er van vooruit naar achteruit rijden moet worden gewisseld, moet de gashendel eerst van de greep weggeduwd
en dan in neutraal worden gezet (als de auto tijdens deze fase vooruit rijdt, wordt daardoor ook geremd). Wanneer de
gashendel nu nogmaals van de greep weggeduwd wordt, rijdt de auto achteruit.
De auto rijdt dus na vooruit te zijn gereden pas achteruit, wanneer de gashendel nogmaals van de greep
wordt weggeduwd. Dit is nodig voor de remfunctie; het beschermt de aandrijving ook tegen overbelasting
door een onmiddellijke omschakeling van vooruit naar achteruit rijden.
Als de accuspanning tot op minder dan ca. 6,4 V afneemt, schakelt de rijregelaar de motor uit om de accu tegen de
schadelijke gevolgen van een volledige ontlading te beschermen.
Als de rij-accu leeg is, moet u minstens 5 - 10 minuten wachten totdat de motor en de rijregelaar voldoende zijn
afgekoeld. Start pas daarna een nieuwe rit met een volle rij-accu.
Laad een lege rij-accu pas weer op als deze is afgekoeld.
U moet het rijden onmiddellijk stopzetten als u ongewone reacties van de auto op de besturingscom-
mando’s van de zender vaststelt of als de auto niet meer reageert. Dit kan worden veroorzaakt door een
zwakke rij-accu, zwakke batterijen in de zender of een te grote afstand tussen de auto en de zender.
Ook een beschadigde antenne van de ontvanger, storingen op het gebruikte zendkanaal (bijv. draadloze
signalen van andere apparaten, Bluetooth
®
, wifi) of ongunstige zend- en ontvangstcondities kunnen onge
-
wone reacties van de auto veroorzaken.
Omdat de stroomvoorziening van de ontvanger afkomstig is van de rijregelaar en de rij-accu, kan een
(bijna) lege rij-accu ongewenste bewegingen van de auto veroorzaken (bijv. het schokken van de stuur-
servo).
De spanning van de rij-accu daalt bijvoorbeeld bij vol gas kortstondig zo ver, dat de ontvanger niet meer de
benodigde bedrijfsspanning krijgt. De auto versnelt dan wel, maar de stuurservo reageert niet juist. Houd
dan onmiddellijk op de auto te gebruiken en plaats een nieuwe volledig opgeladen rij-accu.
h) Versnellingen gebruiken
Druk op de schakelaar (2) om tussen de 2 versnellingen van de transmissie te schakelen.
In de eerste versnelling maakt de lagere snelheid het besturen van de auto gemakkelijker, zelfs in scherpe bochten of
op ruw terrein; de tweede versnelling kan worden gebruikt op minder bochtige wegen.
Schakel niet bij vol gas, omdat hierbij de transmissie zwaar belast wordt.