82
14. Verhelpen van storingen
Het voertuig is volgens de nieuwste technische inzichten vervaardigd. Er kunnen desondanks problemen of storingen
optreden. Mogelijke storingen kunt u als volgt verhelpen.
Het model reageert niet of niet juist
•
Bij 2,4 GHz-zender/ontvangers moet de ontvanger worden gekoppeld met de zender. Deze procedure wordt met de
Engelse term "Binding" of "Pairing" aangeduid. Bij dit voertuig gebeurt het aanleren automatisch na elk inschakelen
van het voertuig en de zender. Een extra aanleren is niet nodig.
Let er echter op dat niet gelijktijdig meerdere gelijksoortige producten in gebruik worden genomen, aangezien de
zender dan niet weet bij welk voertuig het behoort. Schakel daarom eerst het voertuig en daarna de bijbehorende
zender in, zodat het koppelproces kan plaatsvinden (led op de zender brandt continu). Pas daarna koppelt u een
volgende zender-/voertuig-combinatie.
•
Is de voertuigaccu van het voertuig leeg of zijn de batterijen/accu's in de zender leeg? Vervang de voertuigaccu
en/of de batterijen/accu’s in de zender. Voor een veilige werking adviseren wij om batterijen te gebruiken en geen
accu's.
•
Hebt u eerst het voertuig en daarna de zender ingeschakeld?
•
Is de voertuigaccu volledig opgeladen?
•
Is het voertuig te ver weg? Bij een volle voertuigaccu en volle batterijen/accu’s in de zender moet een bereik van
30 m en meer mogelijk zijn. Dit kan echter worden verminderd door omgevingsinvloeden, bijv. storingen op de
zendfrequentie of de nabijheid van andere zenders (niet alleen zenders, maar ook WLAN-/Bluetooth
®
-apparaten,
die eveneens een zendfrequentie van 2,4 GHz gebruiken), van metalen onderdelen, gebouwen, enz.
•
Bij een ontbrekend zendersignaal schakelt de ontvanger-/regelunit de motor uit veiligheidsoverwegingen uit.
Het voertuig stopt plotseling
•
De onderspanningsbeveiliging is geactiveerd, de voertuigaccu is leeg. Vervang de voertuigaccu door een nieuwe
volledig opgeladen voertuigaccu (vooraf een pauze van 5 à 10 minuten inlassen, zodat de motor en de elektronica
voldoende kunnen afkoelen).
•
De ontvanger heeft geen signaal van de zender ontvangen, de aandrijving is om redenen van veiligheid gedeac-
tiveerd. De afstand tussen het voertuig en de zender is te groot, de batterijen in de zender zijn zwak/leeg of de
zender is uitgeschakeld.
Het voertuig rijdt niet correct rechtuit
•
Trim de besturing met behulp van de trimregelaar op de zender. Een lichte tolerantie bij het rechtuitrijden is echter
normaal.
•
Heeft het voertuig een ongeval gehad? Controleer het voertuig dan op defecte of gebroken onderdelen en vervang
deze.