82
• Met de trimregelaar (
E
) kunt u de stuurbegrenzing instellen. Dit betekent dat de draaicirkel verkleind of vergroot kan
worden. Bij langzame ritten zijn kleine draaicirkels van nut, bij snelle ritten maakt de tegenovergestelde instelling
een gevoeligere besturing mogelijk.
• De hendel (
K
) is voor het vooruit/achteruitrijden. Als u de hendel met uw wijsvinger in de richting van de greep trekt
(bij eerste pogingen enkel voorzichtig trekken!), moet het voertuig vooruit rijden. Als de hendel in de andere richting
geschoven wordt, rijdt het voertuig achteruit.
Eventueel moet de instelling van de servo reverse schakelaar (
F
) gecorrigeerd worden.
Bij de overgang van vooruit- naar achteruitrijden moet de hendel kort (ca. 1 seconde) in de middenpositie staan
(middenpositie = motor beweegt niet).
Als de hendel direct van vooruit- naar achteruitrijden gezet wordt, wordt het voertuig afgeremd (het voertuig rijdt
NIET achteruit).
Voorbeelden:
1. Hendel loslaten, voertuig loopt uit (resp. beweegt niet)
2. Vooruit rijden, hendel langzaam in richting van de greep trekken
3. Vooruit rijden en dan remmen (voertuig remt af; rolt
niet
langzaam uit); hendel direct zonder pauze van vooruit
rijden naar achteruit rijden bewegen
4. Vooruit rijden en dan achteruit rijden (tussen de overgang kort wachten, ongeveer een seconde!)
Kort wachten
¨
¨
¨
¨
¨