99
§
g) Aansluiten van het rijaccu op de rijdregelaar
Voordat u de rij-accu op de rijregelaar aansluit, neemt u de zender in gebruik (zie hoofdstuk 8. c), d) en e). Controleer
bovendien of de rijregelaar uitgeschakeld is.
§
Uit In
¨
Om te vermijden dat de wielen plots beginnen te draaien en zodoende ook het voertuig begint te rijden
(bijv. als de trimming voor de aandrijving versteld is), moet u het modelvoertuig op een geschikte onder-
grond plaatsen (of een startbox), zodat de wielen bij een storing vrij kunnen draaien.
Steek uw hand niet in de aandrijving! Houd de roeren niet vast.
Sluit nu pas de rijaccu aan op de rijregelaar. Let daarbij op de juiste polariteit (plus/+ = rode kabel, min/- = zwarte
kabel).
h) Rijregelaar inschakelen
Schakel de rijregelaar in (zie hoofdstuk 8. g, afbeelding 1) Wacht dan een paar seconden (gas-/remhendel op zender
in neutrale stand laten, niet bewegen).
Mocht de aandrijving van het voertuig starten, hoewel de gas-/remhendel op de zender zich in de neutrale
stand bevindt, verstel dan de trimming op de zender tot de motor blijft staan. Wanneer de trimweg niet
volstaat, dan is er een programmering van de neutrale stand nodig, zie hoofdstuk 10. a).
Controleer nu de aandrijf- en stuurfuncties van het voertuig.
Voor een programmering van de rijregelaar let u op hoofdstuk 10.
In hoofdstuk 10 a) is beschreven, hoe een programmering van de neutrale stand en de volgaspositie voor
vooruit- en achteruitrijden door te voeren. Dit moet u bij de eerste ingebruikname uitvoeren, als de stuurservo
weliswaar juist reageert, maar de motor van het voeruig niet aanloopt.
In hoofdstuk 10, b) vindt de beschrijving van de rest van de programmeerblokken van de rijregelaar (vb.
remsfunctie enz.) De fabrikant heeft al een bijzonder strijdvol voorprogramma uitgedokterd. Deze mag u
voor de eerste rijpogingen niet veranderen.
Afb. 1
Summary of Contents for 23 73 00
Page 118: ...118 ...
Page 119: ...119 ...