93
k) Functiecontrole van de servo´s
Stuurservo
De stuurservo is met kanaal 1 van de afstandsbediening (het stuurwiel)
verbonden.
Opbouw van de besturing
De besturing van het voertuig is uitgevoerd als fuseebesturing.
De stuurservo zit achter de vooras rechtop in een uitsparing in de
bovenplaat. De spoorstangenhendels van de fusee rechts en links zijn
telkens met een kogelkopgelagerde spoorstanghelft (1) verbonden,
waarvan de andere uiteinden eveneens kogelkopgelagerd op de servoarm
(2) zijn geschroefd.
De wenkbeweging van de servoarm zorgt zo via de spoorstanghelften
voor het bewegen van de wielen. Een servosaver (3) is geïntegreerd in
de servoarm.
De servosaver vangt slagen op, die door oneffenheden op een wiel en
daarmee ook op de besturing inwerken, zodat de stuurservo niet wordt
beschadigd.
De stuuruitslag rechts en links wordt door de mechanische aanslag van
de spoorstangarmen tegen de fuseedrager begrensd.
Controle van de werking
• Houd het model vooraan zo vast dat de wielen vrij in de lucht hangen.
• Omwille van het goede contact van de banden en het gewicht van het
voertuig zouden de wielen hun stuuruitslag niet spontaan en direct
volgen als het voertuig op de grond staat. Dit verandert evenwel tijdens
het rijden.
• Schakel eerst de zender en daarna de ontvanger in.
• Beweeg het stuurwiel (kanaal 1) naar rechts en links.
• De wielen moeten nu naar rechts en links draaien!
• Als de wielen in de omgekeerde richting draaien, moet u de servo-
reverse schakelaar van de afstandsbediening in de positie “REV”
(Reverse, omgekeerd) zetten.
• Laat het stuurwiel los; de wielen moeten nu naar de rechte stand
terugdraaien. Indien de wielen in de neutrale stand van het stuurwiel
niet exact recht vooruit zouden blijven staan, corrigeer dan de trimming
op kanaal 1. De einduitslagen van het stuurwiel moeten invloed hebben
op de eindaanslagen rechts / links van de besturing!
Servosaver
De servosaver is af fabriek slechts standaard ingesteld en moet (omdat bij sneller rijden ook de stuurcommando's van de stuurservo kunnen
worden omgezet) voorafgaand aan de eerste aan de hand van de aanwezige fabrieksinstelling worden gecontroleerd en indien nodig strakker
worden ingesteld.
Gas/remservo
De gas/remservo is met kanaal 2 van de afstandsbediening verbonden.
Werkwijze en instelling van de gas/remstangen
Met de gas/remstangen worden tegelijk twee functies uitgevoerd via twee haaks op elkaar staande servostuurhendels.
Via de gasstang wordt de luchttoevoer naar de motor geregeld door de “carburateurschuif” te verschuiven. Tegelijkertijd wordt de stationairsproeier (conische
naald van een naaldafsluiter) verschoven en wordt dus de door de carburateur stromende hoeveelheid brandstof veranderd. Wordt de gasstang verder dan de
stationaire stand geschoven (mechanisch eindpunt van de schuif), dan drukt de servohendel tegen een veeraanslag.
Nu begint het werkgebied van de remstang die via een excentriek de remblokjes van de schijfrem samendrukt.
De positionering van de stelringen (van de mechanische eindaanslagen), van de aanslagveren op de gasstang en de remstang zijn af fabriek ingesteld. Deze
zijn aan de mechanische eindaanslagen van de carburateur en de schijfremmen aangepast. De gas/remstang hoeft verder niet meer te worden afgesteld.
Het kan echter zijn, dat tijdens het gebruik de stelringen loskomen en opnieuw moeten worden vastgemaakt.
Wanneer de rem sleept, slijten de remvoeringen en de remschjijf voortijdig.
Om er zeker van te zijn dat de rem volledig los is, zorgt u er voor dat de remkoppelingshendel met ong. 1 mm afstand tussen de stelringen op de remstang staat.
Summary of Contents for 23 88 40
Page 110: ...110 ...
Page 111: ...111 ...