108
Bedien de gashendel op de zender heel voorzichtig en rij in het begin niet te hard, tot u vertrouwd bent met de reacties
van het voertuig op de bediening. Maak geen snelle en schokkende bewegingen met de bedieningselementen van
de zender.
Richt nooit met de antenne van de zender direct op het voertuig omdat het bereik dan sterk afneemt. Het grootste be-
reik wordt behaald als de antenne van de zender en het voertuig telkens verticaal staan en parallel aan elkaar liggen.
Als het voertuig de neiging heeft om naar links of rechts te trekken, moet u de trimregelaar voor de besturing over-
eenkomstig instellen op de zender.
Bij het wisselen tussen vooruit- en achteruitrijden dient de gas-remhendel op de zender zich kort (ca. 1 seconde) in
de neutrale stand te bevinden (neutrale stand = hendel loslaten, niet bewegen). Als de gashendel direct zonder on-
derbreking van vooruit- naar achteruitrijden wordt geduwd, treedt de remfunctie van de motor in werking (het voertuig
rijdt
niet
achteruit).
U moet het rijden onmiddellijk stopzetten als u ongewone reacties van het voertuig op de commando’s van de zender
registreert of als het voertuig niet meer reageert. Dit kan worden veroorzaakt door een zwakke rij-accu, zwakke bat-
terijen in de zender of een te grote afstand tussen het voertuig en de zender.
Ook een opgerolde antenne van de ontvanger, storingen op het gebruikte zendkanaal (bijv. draadloze transmissies
door andere apparaten, Bluetooth
®
, WLAN) of ongunstige zend-/ontvangstvoorwaarden kunnen een oorzaak zijn voor
ongewone reacties van het voertuig.
Aangezien de stroomvoorziening van de ontvanger afkomstig is van de rijregelaar/rij-accu, leidt een zwakke of lege
rij-accu tot ongewenste bewegingen van het voertuig (bijv. het schokken van de stuurservo).
De spanning van de rij-accu daalt bijvoorbeeld bij volgas kortstondig zo ver, dat de ontvanger niet meer de benodigde
bedrijfsspanning krijgt. Het voertuig versnelt dan wel maar de stuurservo reageert niet juist. Beëindig dan onmiddellijk
het gebruik van het voertuig en gebruik een nieuwe, volledig opgeladen rij-accu.
Als de rij-accu leeg is moet u minstens 5 - 10 minuten wachten totdat de motor en de rijregelaar voldoende zijn afge-
koeld. Start pas daarna een nieuwe rit met een volle rij-accu.
i) Rit beëindigen
Om het rijden te beëindigen gaat u als volgt te werk:
•
Laat de gashendel op de zender los zodat deze in de neutrale stand staat en laat het voertuig uitrollen.
•
Als het voertuig tot stilstand komt schakelt de rijregelaar uit (schakelstand “OFF”).
Raak de wielen of de aandrijving hierbij niet aan en beweeg in geen geval de gas-remhendel op de zender! Houd
het voertuig niet aan de wielen vast!
Opgelet!
Motor, rijregelaar en rij-accu worden tijdens het gebruik zeer warm! Raak deze onderdelen meteen na het
rijden daarom niet aan, kans op brandwonden!
•
Koppel de rij-accu los van de rijregelaar. Maak de stekkerverbinding volledig los.
•
Pas daarna mag de zender uitgeschakeld worden.
Summary of Contents for 2304801
Page 122: ...122 ...
Page 123: ...123 ...