80
e) De rijaccu in het voertuig plaatsen
Let op!
U mag de rij-accu nog niet met de rijregelaar verbinden. Neem eest de zender in gebruik, zie hoofdstuk
8. c) en d).
Belangrijk!
Dit voertuig is uitsluitend geschikt voor NiMH- of NiCd-accu’s met 6 cellen (nominale spanning 7,2 V).
Bij gebruik van rijaccu’s met meer cellen bestaat brandgevaar door oververhitting van de rijregelaar,
bovendien wordt de aandrijving van het voertuig overbelast en daardoor beschadigd (vb. differentieel).
Verlies van garantie/aansprakelijkheid!
De in het voertuig ingebouwde rijregelaar kan in principe ook met een 2-cellige LiPo-accu worden gebruikt
(nominale spanning 7,4 V), maar deze beschikt echter niet over een onderspanningsherkenning! Dit kan
tot een diepontlading van de LiPo-accu leiden, wat deze beschadigt.
Maak de beide klittenbanden van de accuhouder los. Plaats de rijaccu in de accuhouder en bevestig deze met de
beide klittenbanden. Trek de klittenband strak aan zodat de rijaccu stevig is gefixeerd.
f) Aansluiten van het rijaccu op de rijregelaar
Neem eest de zender in gebruik, zoals beschre-
ven in hoofdstuk 8. c) en d).
Schakel de rijregelaar uit. De in-/uitschakelaar
(zie pijl in afbeelding rechts) moet daarvoor in de
stand „OFF“ worden gezet.
Om te vermijden dat de wielen plots beginnen te draaien en zodoende ook het voertuig begint te rijden
(bijv. als de trimming voor de aandrijving versteld is), moet u het modelvoertuig op een geschikte ondergrond
plaatsen (of een startbox), zodat de wielen bij een storing vrij kunnen draaien.
Steek uw hand niet in de aandrijving. Houd de roeren niet vast.
Sluit nu pas de rijaccu aan op de rijregelaar. Let op de juiste polariteit (plus/+ = rode kabel, min/- = zwarte kabel).
§