79
g) Rijregelaar inschakelen
Controleer nogmaals of de zender is ingeschakeld en klaar voor gebruik is en of het voertuig op een
geschikte verhoging (bijv. een startbox) staat zodat de wielen vrij kunnen draaien en geen contact maken
met de grond.
Zet de schakelaar (zie ook hoofdstuk 2) voor de rijregelaar in de stand “ON” (= ingeschakeld). Let daarbij op de
markering op de schakelaar.
h) Aandrijvings- en stuurfuncties testen
Controleer voor elke rit of de instellingen op de zender juist zijn en of het voertuig goed volgens de stuurcommando's
van de zender reageert. De getallen tussen haakjes hebben betrekking op afbeelding 1 in hoofdstuk 7.
• Stel de trimming voor de aandrijving (10) zo in dat de aandrijving niet beweegt wanneer de hendel (13) wordt
losgelaten.
• Stel de trimming voor de besturing (9) zo in dat de voorwielen recht staan wanneer het draaiwiel (8) wordt losgelaten.
• Draai de dualrate-regelaar (12) geheel naar rechts zodat de stuuruitslag op maximaal staat. Tijdens de rit kan de
regelaar geheel naar eigen wens worden versteld.
• Draai alle vier draaiknoppen „EPA-TH“ en „EPA-ST“ (11) volledig naar rechts.
• Controleer of de besturing juist reageert op het draaiwiel (8). Als de reactie tegengesteld is (draaiwiel naar links,
stuuruitslag naar rechts), dan dient u de reverse-schakelaar (3) in de andere stand te zetten.
• Controleer of de aandrijving juist reageert op de hendel (13). Verwissel indien nodig het vooruit/achteruitrijden met
de reverse-schakelaar (4). Raadpleeg ook hoofdstuk 9. j).
Let hierbij op de LED op de rijregelaar.
In de neutraalstand is de LED uit, anders brandt de LED; bovendien gaat de LED uit in de volgaspositie
voor vooruit rijden. Zo kunt u gemakkelijk controleren of de neutraalstand op de zender met behulp van de
trimregelaar juist is ingesteld en of de volgaspositie voor vooruit rijden juist is geprogrammeerd (zie hfdst.
10).
• Met de draaiknop „EPA-ST“ (11) kan nu de maximale stuuruitslag naar links of naar rechts worden bijgesteld. Zoals
reeds beschreven in hoofdstuk 7, dient de maximale stuuruitslag van de servo exact aan de eindaanslag van het
stuurmechanisme te worden aangepast. Hierdoor wordt de transmissie in de servo ontlast en bovendien wordt zo
stroom bespaard.
i) Carrosserie opzetten en bevestigen
Geleid het antennebuisje vanaf de onderzijde van de carrosserie door de betreffende opening. Indien er nog geen
opening is, kan deze eenvoudig met het juiste gereedschap op de betreffende plaats worden gemaakt.
Plaats nu de carrosserie op de houders en beveilig deze met de in het begin verwijderde borgklemmen.
Uw voertuig is nu klaar voor de eerste proefrit.