85
d) Wielvlucht op de voor- en achteras instellen
De wielvlucht kenmerkt de hoek van de wielen t.o.v. de verticale as.
Negatieve wielvlucht
Positieve wielvlucht
(bovenzijde wielen wijst naar binnen)
(bovenzijde wielen wijst naar buiten)
De instelling van de wielen op de beide afbeeldingen boven is overdreven weergegeven, om het verschil
tussen negatieve en positieve wielvlucht aan te geven. Voor de afstelling van het modelvoertuig mogen
deze extreme instellingen niet worden overgenomen!
Negatieve wielvlucht aan de voorwielen verhoogt de dwarsstabiliteit van de wielen in bochten, de besturing reageert
directer, de stuurkrachten worden kleiner. Tegelijkertijd wordt het wiel in de asrichting op de fusee gedrukt. Daarmee
wordt de axiale lagerspeling uitgeschakeld, het rijgedrag wordt rustiger.
Negatieve wielvlucht aan de achterwielen vermindert de neiging van de achterkant van het voertuig om in bochten te
oversturen.
Positieve wielvlucht daarentegen vermindert de zijdelingse houdkracht van de banden; ze mag niet worden gebruikt.
Op de achteras vindt de instelling plaats door het verdraaien van de draadstang (A) van de bovenste wieldraagarm.
Aangezien de draadstang zowel een linkse als rechtse schroefdraad heeft, hoeft de wieldraagarm voor het verstellen
niet te worden gedemonteerd.
De verstelling kan gedaan worden met behulp van een kleine steeksleutel. Let bij het draaien van de draadstang op
de draairichting. Verstel beide draadstangen (linker- en rechterwiel) evenveel.
Afb. 7: Vooras
Afb. 8: Achteras
A
A