117
b) Stationair mengselregelschroef (L) instellen
• Laat de motor rijden en breng hem zo op bedrijfstemperatuur.
• Als de motor slecht gas neemt, is het stationaire mengsel te arm. Als u de stationair-mengselregelschroef naar links
(tegen de klok in) draait, wordt het mengel rijker worden.
Corrigeer de instelling stapsgewijze, door de stationair mengselregelschroef telkens ca. een 1/8 omwenteling naar
links te draaien.
• Als de motor slechts sputterend en met veel rook gas neemt, is het mengsel te rijk. Als u de schroef naar rechts (naar
rechts) draait, wordt het mengsel verarmd (het aandeel brandstof wordt verminderd).
Corrigeer de instelling stap voor stap door de stationair-mengselregelschroef telkens ca. een 1/8 slag naar rechts te
draaien.
c) Hoofdsproeiernaald (H) instellen
• Hef de aangedreven as op van de grond en laat de bedrijfswarme motor kortstondig op volgas lopen.
• Nu kunt u met de hoofdsproeiernaald de instelling van het volgasmengsel in stappen van 1/8-slagen corrigeren.
Draai de hoofdsproeiernaald met de klok mee om het mengsel te verarmen.
Draai de hoofdsproeiernaald tegen de klok in om het mengsel te verrijken (het aandeel brandstof te verhogen).
• Voor een lange levensduur van de motor moet u voor de instelling van de hoofdsproeiernaald de voorkeur geven
aan een lichtjes rijke carburateurinstelling.
Draai hiervoor in kleine stappen zolang aan de hoofdsproeiernaald (H) tot de mtor kort na het stuursignaal „volgas“
zijn hoogste toerental bereikt en zonder horten rond draait.
Vervolgens draait u de hoofdsproeiernaald een 1/8-omwenteling tegen de richting van de wijzers van de klok om het
benzineaandeel te verhogen (= rijke carburateurinstelling).
• Na elk draaien van de motor (na elke tankvulling) moet de motor voldoende lang afkoelen (ca. 10 min.).
Waarschuwing!
Het is zeer belangrijk dat het mengsel niet te arm wordt! Denk eraan dat de smering van de motor door de
olie in de brandstof gebeurt.
Te weinig brandstof in het mengsel (= arme carburateurinstelling) zal oververhitting van de motor en het
vastlopen van de zuiger door een gebrekkige smering tot gevolg hebben. Tijdens het gebruik moet er
steeds een lichte witte rookpluim uit de uitlaat komen. Indien niet moet u de motor onmiddellijk stoppen en
het mengsel verrijken. Let er verder op dat de cilinderkop voldoende door lucht omstroomd wordt om
oververhitting te voorkomen. De optimale bedrijfstemperatuur van de motor bedraagt ca. 100 - 120 °C.
Controleer de temperatuur met een infrarood-thermometer.
U kunt herkennen dat de motor ingelopen is als hij in koude toestand en zonder gloeiplug zonder merkba-
re weerstand doordraait. Pas nu mag u de motor met een volledig vermogen laten draaien.
Summary of Contents for Carbon Fighter III
Page 126: ...126 ...
Page 127: ...127 ...