128
19. Binding-functie
Opdat de zender en ontvanger met elkaar functioneren, moeten deze door dezelfde digitale codering met elkaar
worden verbonden. In de leveringstoestand zijn zender en ontvanger op elkaar afgestemd en kunnen onmiddellijk
worden ingezet. De vernieuwing van de bindingsinstelling is in de eerste plaats na een vervanging van de zender of
ontvanger of voor het verhelpen van storingen wenselijk.
Ga als volgt te werk om de binding-functie uit te voeren:
•
Schakel de zender en ontvanger uit.
•
Leg de zender en ontvanger naast elkaar (max. 1 meter
afstand).
•
Schakel de zender in en wacht tot beide LED-indicatoren
(zie ook afbeelding 1, pos. 16 en 17) op de zender op-
lichten.
•
Druk op de set-upknop op de ontvanger (zie ook afbeel-
ding 6, pos. 2).
•
Schakel bij een ingedrukte set-uptoets de ontvanger in.
Wanneer de LED in de ontvanger (zie ook afbeelding 6,
pos. 3) snel begint te knipperen, laat u de set-uptoets van
de ontvanger (2) opnieuw los.
•
Druk op de bindingknop op de zender (zie ook afbeelding
1, pos. 11). Als de groene LED voor de functieaanduiding
(16) snel begint te knipperen, laat u de bindingknop op-
nieuw los. De LED in de ontvanger (3) dooft uit.
•
Van zodra het groene LED-indicatielampje op de zender
opnieuw permanent brandt (na ca. 3 seconden) is de
binding-procedure afgesloten. De LED in de ontvanger
(3) lichten opnieuw permanent op en geeft de ontvangst
van de stuursignalen van de zender aan.
•
Voer vervolgens een functietest van de installatie uit.
Let op!
Nadat de binding-procedure werd uitgevoerd, moet de Fail Safe-instelling opnieuw worden uitgevoerd
aangezien een eventueel aanwezige Fail Safe-programmering door de binding-procedure niet meer werkt.
Afbeelding 20
Summary of Contents for Phoenix Plus
Page 134: ...134 ...
Page 135: ...135 ...