107
Als het gewenste programmapunt bereikt is, moet u de stuurknuppel voor de motor opnieuw in de achterste stand
op de zender brengen (motor uit). De vliegregelaar geeft met een geluidssignaal (motorrem geactiveerd) of met twee
geluidssignalen (motorrem is gedeactiveerd) het succesvol programmeren aan (naargelang hoe de motorrem werd
geprogrammeerd).
De vliegregelaar is nu gebruiksklaar.
d) Onderspanningsherkenning naargelang accutype
De vliegregelaar heeft een onderspanningsherkenning die naargelang het ingestelde accutype bij een bepaalde
spanning per cel de motor uitschakelt. Zo wordt een schadelijke diepontlading van de vliegaccu vermeden.
De onderspanningsherkenning kan in de spanningswaarden niet worden omgeprogrammeerd. De spanningswaarden
zijn naargelang het accutype vast voorgeprogrammeerd. De mogelijke instellingen worden in de subhoofdstukken „e“
tot „h“ beschreven.
e) Accutype „LiPo“
Als een LiPo-vliegaccu wordt gebruikt, programmeert u deze ook in de vliegregelaar. Voor LiPo-accu‘s weerklinkt vijf
maal na elkaar een enkel geluidssignaal. De uitschakelspanning bij een LiPo-accu bedraagt 3,0 V per cel.
f) Accutype „NiMH“
Als een NiMH-vliegaccu wordt gebruikt, programmeert u deze ook in de vliegregelaar. Voor NiMH-accu‘s weerklinkt
vijf maal na elkaar een dubbel geluidssignaal. De uitschakelspanning bij een NiMH-accu bedraagt 0,8 V per cel.
g) Accutype „LiFe“
Als een LiFe-vliegaccu wordt gebruikt, programmeert u deze ook in de vliegregelaar. Voor LiFe-accu‘s weerklinkt vijf
maal na elkaar een drievoudig geluidssignaal. De uitschakelspanning bij een LiFe-accu bedraagt 2,5 V per cel.
h) Motortimming
Met deze instelmogelijkheid beïnvloedt u de loopeigenschappen van de motor (vergelijkbaar met de voorontsteking
van een verbrandingsmotor). U heeft de volgende instelmogelijkheden: ‚Auto“ (automatisch) en „High“ (hoog). Wij
raden aan om altijd de instelling „Auto“ te gebruiken.
Als u de motortimming verandert, wijzigen zeer veel parameters, ook vb. de stroomwaarden. Let daarom op dat de
specificaties van de motor en vliegregelaar worden nageleefd. Let tijdens het gebruik ook op de temperatuur van de
vermelde onderdelen.
Beschikt u niet over de nodige deskundigheid en passende meetinstrumenten, dan raden wij de instelling „Auto“ aan.
In deze instelling wordt de voor de gebruikte motor optimale instelling automatisch ingesteld. Voor de instelling „Auto“
weerklinkt vijfmaal na elkaar een viervoudig geluidssignaal. Voor de instelling „High“ weerklinkt vijfmaal na elkaar een
vijfvoudig geluidssignaal.