98
e) Zwaartepunt instellen
Het model moet door een geschikte opstelling van de vliegaccu (en indien nodig door het toevoegen van trimlood) zo
worden ingesteld, dat het zwaartepunt zich ca. 65 mm achter de neuslijst van de vleugel bevindt.
Markeer hiertoe aan de onderkant van de vleugels met een stift de overeenkomstige posities van het zwaartepunt.
Ondersteun vanaf de onderkant het in elkaar gezette vliegklare model op de meetpunten met de wijsvingers van uw
linker- en rechterhand (of een overeenkomstige voorziening).
Bij een correct zwaartepunt dient het modelvliegtuig een licht naar voren gebogen positie aan te nemen.
Belangrijk!
Meet het zwaartepunt steeds met de cockpit aangebracht.
Bepaal voorafgaand aan de eerste vlucht het zwaartepunt niet op 65 mm, maar op ca. 62 mm diepte. Het
optimale zwaartepunt kan dan steeds opnieuw vliegend worden verkregen en opnieuw ingesteld.
Afbeelding 9
f) Stuurfuncties controleren
Vóórdat u het model de eerste keer start, is het noodzakelijk dat u zich met de afstandsbediening en besturingsfunc
-
ties vertrouwd maakt en de functies van het model test. De functies en ingebruikneming van de afstandsbediening
zijn in de afzonderlijk meegeleverde gebruiksaanwijzing van de afstandsbediening overzichtelijk weergegeven. De
volgende afbeeldingen tonen aan de hand van een modelvliegtuig en een afstandsbedieningszender symbolisch de
respectievelijke functie.
Schakel eerst de zender in en stel de stuurknuppel voor het toerental in de stand „Motor uit“.
Sluit de vliegaccu nu aan de vliegregelaar aan (zie ook afbeelding 8, pos. 3). De vliegregelaar controleert nu het stu
-
ursignaal „Motor uit“ van de zender. Naargelang hoe de motorrem geprogrammeerd is, wordt de bedrijfsgereedheid
van de vliegregelaar door een of twee geluidssignalen gesignaleerd.