76
7. Montage en aansluiting
Houd rekening met het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften"!
• De kamerthermostaat mag omwille van de constructie uitsluitend in een verzonken
doos (60 mm) of een geschikte opbouwdoos worden gemonteerd en gebruikt.
• Gebruik een geschikte nettoevoerleiding (vb. NYM-J) met een kabeldiameter van
1,5 mm².
• De kamerthermostaat moet in de onderverdeling van de klant met een 10/16 A-zekering
worden beveiligd. Hiervoor moet een aardlekschakelaar (FI-beveiligingsschakelaar)
geschakeld worden.
• De aansluiting en montage mogen alleen in spanningsvrije toestand worden uitgevoerd.
Schakel de elektrische netleiding stroomloos door het verwijderen van de betrokken
zekering resp. het uitschakelen van de zekeringsautomaat. Schakel ook de betrokken
foutstroomschakelaar uit. Zorg ervoor dat deze niet onbevoegd weer worden inge-
schakeld, b.v. met behulp van een waarschuwingsbordje.
• Controleer of de netleiding geheel spanningsvrij is, b.v. met een geschikt meetapparaat.
• Opzij (links en rechts) aan het kleine vierkanten deksel in het midden van het afdekraam
bevinden zich ventilatiegleuven. Daar vindt u telkens een kunststof neus. Druk eerst
een van beide voorzichtig met een vlakke schroevendraaier naar binnen om zo het
deksel langs een zijde ongeveer 1 - 2 mm te kunnen opheffen.
Ga aan de andere kant precies zo te werk. Het deksel kan nu makkelijk worden uitge-
trokken.
• Vervolgens kunt u het afdekraam naar voor afnemen.
• Aan de achterzijde van de kamerthermostaat vindt u 7 aansluitklemmen waaraan de
nettoevoerleiding, de aansluitkabel voor de temperatuursensor en de verbruiker kunnen
worden aangesloten.