47
7. Aansluiten
Zorg er voor, dat vóór het aansluiten van het apparaat de netstekker uitgetrokken en de volume-
regelaar VOLUME (1) op minimum gedraaid is (linker aanslag). Schakel vóór de aansluiting van
het apparaat alle andere apparaten die met de mini-versterker verbonden zullen worden uit.
a) Aansluiten van de cinchingangen
Gebruik voor de aansluiting van de cinchingangen alleen hiervoor geschikte en afgeschermde
cinchkabels. Bij gebruik van andere kabels kunnen zich storingen voordoen.
Om vervormingen of onjuiste aanpassingen te voorkomen, die tot beschadiging van het ap-
paraat kunnen leiden, mogen op de ingangen van de mini-versterker alleen bronnen met een
cinchuitgang aangesloten worden.
Op de stereo-cinchingangen van de mini-versterker kunnen apparaten met LINE uitgangsni-
veau b.v. een CD-speler of cassettedeck etc. aangesloten worden.
De ingangen zijn niet geschikt voor het directe aansluiten van een platenspeler. In dit geval
moet een compensatievoorversterker worden voorgeschakeld.
• De witte cinchbus van de mini-versterker wordt met de linker cinchuitgang van de betreffende aanstuurbron (b.v.
CD-speler) verbonden.
• De rode cinchbus van de versterker wordt met de rechter cinchuitgang van de betreffende aanstuurbron (b.v. CD-
speler) verbonden.
Aansluiting AUX (11)
Sluit aan deze aansluitingen de cinchuitgangsbussen van een cassetterecorder, videorecorder, satellietontvanger etc.
aan.
Aansluiting TUNER (12)
Sluit aan deze aansluitingen de cinchuitgangsbussen van het radioapparaat aan.
Aansluiting CD (13)
Sluit aan deze aansluitingen de cinchuitgangsbussen van de CD-speler aan.