56
8. Aansluiten
Controleer voor de aansluiting of de netstekker uit het stopcontact is getrokken. Ontkoppel alle
apparaten die moeten worden aangesloten eveneens van de betreffende stroombronnen.
Let op, dat de audioaansluitingen correct worden verbonden, d.w.z. altijd links met links en rechts
met rechts verbinden.
a) Cinchuitgangen, afstandsbedieningsleiding en antennes aansluiten
Gebruik voor de aansluiting van de cinch-bussen alleen hiervoor geschikte, afgeschermde
cinch-kabels. Bij gebruik van andere kabels kunnen zich storingen voordoen.
Om vervormingen of onjuiste aanpassingen te voorkomen die tot beschadiging van het apparaat
kunnen leiden, mogen op de cinch-bussen uitsluitend apparaten worden aangesloten die ook
zijn voorzien van cinch-aansluitingen.
Gebruik voor het aansluiten van de afstandsbedieningsaansluiting alleen de meegeleverde af-
standsbesturingsleiding.
• Verbind de aansluitingen OUTPUT met de TUNER-ingang van uw versterker.
Verbind de witte cinchbus met de linker cinchaansluiting van uw versterker.
Verbind de rode cinchbus met de rechter cinchaansluiting van uw versterker.
R E M O T E SYSTEM
T O A M P
E Q
TA P E
TU NE R
PH O N O
C D
T U N E R
PL A Y
R E C
TA P E
PL A Y
R E C
EQ
CD
L
R
RE M O T E S Y ST E M
_
A U D I O
L
RI G H T
L E F T
_
AV 1
AV 2
L
R
IN TE G R AT ED C IR C UI T
A C 2 20V - 23 0V ~ 50H z
S P E A K E R S 6 ~ 8
GND