Nederlands
Nederlands
AANWIJZINGEN VOOR VEILIG VLIEGEN
ALGEMENE VLIEGTIPS:
• Zet de quadrocopter altijd op een vlakke
ondergrond. Een schuin vlak kan het
startgedrag van de quadrocopter onder
bepaalde omstandigheden negatief
beïnvloeden.
• Beweeg de regelaars altijd langzaam en
met gevoel.
• Houd de quadrocopter steeds in het oog,
kijk niet naar de zender!
• Beweeg de liftkrachtregelaar weer een
beetje naar beneden zodra de quadrocopter
loskomt van de grond. Pas de liftkrachtregelaar
aan om de vlieghoogte te handhaven.
• Beweeg de liftkrachtregelaar weer iets naar
boven als de quadrocopter daalt.
• Beweeg de liftkrachtregelaar iets naar
beneden als de quadrocopter teveel stijgt.
• Het is vaak al genoeg om de richtingsregelaar
een heel klein beetje in de gewenste
richting te tikken om een bocht te
maken. De eerste keren dat met de
quadrocopter wordt gevlogen, heeft men
vaak de neiging de regelaars te heftig te
bedienen. Beweeg de regelaars altijd
langzaam en voorzichtig, in geen geval
snel en schokkerig.
• Beginners kunnen na het afstellen van
de trim het best eerst de beheersing
van de liftkrachtregelaar oefenen.
De quadrocopter hoeft aanvankelijk niet
per se rechtuit te vliegen. Het is beter
om eerst te proberen een constante
hoogte van ongeveer een meter boven
de grond te handhaven door de
lift kracht regelaar steeds kortstondig
aan te raken. Oefen daarna pas met
het naar links en rechts sturen van de
quadrocopter.
8 BESTURING (MODE 2)
Opmerking:
Voor een rustig vlieggedrag van de quadrocopter hoeven er maar mini male
aanpassingen aan de regelingen te worden gedaan! De richtingsindicaties hebben
betrekking op de vliegrichting, wanneer de quadrocopter van achteren wordt gezien.
Als de quadrocopter naar de piloot toe vliegt, moet in de betreffende tegenovergestelde
richting worden gestuurd.
8A
Beweeg de regelaar voor liftkracht/gieren voorzichtig naar voren om op te stijgen
of hoger te gaan vliegen.
8B
Beweeg de regelaar voor liftkracht/gieren naar achteren om te landen of lager te
gaan vliegen.
8C
Beweeg de regelaar voor stampen/rollen voorzichtig naar voren om vooruit te
vliegen.
8D
Trek de regelaar voor stampen/rollen voorzichtig naar achteren om achteruit te
vliegen.
8E
Beweeg de regelaar voor stampen/rollen voorzichtig naar links om naar links te
vliegen.
8F
Beweeg de regelaar voor stampen/rollen voorzichtig naar rechts om naar rechts te
vliegen.
8G
Beweeg de liftkracht-/gierregelaar naar links om de quadrocopter linksom te laten
draaien.
8H
Beweeg de liftkracht-/gierregelaar naar rechts om de quadrocopter rechtsom te
laten draaien.
9 LOOPINGS MAKEN – ALLEEN VOOR EXPERTS!
Als u het vliegen met uw quadrocopter voldoende onder de knie hebt, kunt u zich
wagen aan de kunstvliegfunctie. Druk hiertoe eenmaal kort op de rechterstuurknuppel
op de zender
(9A)
.
Nu wordt het volgende stuurcommando naar voren, achteren of zijwaarts omgezet
in een looping
(9B)
. Zorg ervoor dat u rondom voldoende ruimte hebt (ten minste
10 meter in iedere richting). Houd bovendien een minimale veiligheidshoogte aan:
vlieg ten minste op een hoogte van 5 m. De quadcopter verliest hoogte bij een looping
en moet na de manoeuvre onder controle worden gebracht en gecorrigeerd.
Let op:
Loopings lukken het best wanneer de accu volledig is opgeladen.
7 TRIMMEN VAN DE BESTURING
Voor een goed vlieggedrag van de quadrocopter is het noodzakelijk dat de besturing
juist is getrimd. Het afstellen van de trim is eenvoudig, maar er is wel wat geduld
en gevoel voor vereist. Neem de volgende aanwijzingen in acht: Beweeg de
liftkracht regelaar voorzichtig naar boven en laat de quadrocopter opstijgen tot een
hoogte van 0,5 à 1 meter.
7A Als de quadrocopter vanzelf snel of langzaam naar links of rechts beweegt ...
drukt u de roltrimknop herhaaldelijk kort in de tegenovergestelde richting.
7B Als de quadrocopter vanzelf snel of langzaam om zijn as draait ...
drukt u de giertrimknop herhaaldelijk kort in de tegenovergestelde richting.
7C Als de quadrocopter vanzelf snel of langzaam naar voren of naar achteren
beweegt ...
drukt u de stamptrimknop herhaaldelijk kort in de tegenovergestelde richting.
7D Als de quadrocopter te snel of te langzaam stijgt …
drukt u de liftkrachttrimknop herhaaldelijk kort in de tegenovergestelde richting.
7E Instellen van de besturing:
Door op de regelaar voor stampen en rollen
(2g)
te
drukken kunt u de gevoeligheid van de besturing instellen op drie verschillende niveaus
(Minimum (standaard), Gemiddeld en Maximum). De zender geeft één piepsignaal voor
Minimum, twee voor Gemiddeld en drie voor Maximum.
Let op!
Schakel pas over naar een moeilijker niveau wanneer u het vliegen in het voorga-
ande niveau goed beheerst!
Minimum (fabrieksinstelling) =
1 piepsignaal
Gemiddeld =
2 piepsignalen
Maximum =
3 piepsignalen
10 CAMERAFUNCTIE
De quadcopter heeft een camera voor het maken van foto‘s en video‘s en een sleuf voor
een MicroSD-kaart.
Koppel de quadcopter los van de accu voordat u een MicroSD-kaart plaatst of verwijdert.
Als de MicroSD-kaart juist is geplaatst, de quadcopter correct is aangesloten en is
verbonden met de zender, brandt boven de kaartsleuf een blauwe led
(10A)
.
Foto‘s: druk op de fotoknop om een foto te nemen. De zender geeft een kort piepsignaal
en de led boven de MicroSD-kaartsleuf gaat kortstondig rood branden
(10B)
.
Video‘s opnemen: druk op de videoknop om een video op te nemen. De zender geeft
een lang piepsignaal en de led boven de MicroSD-kaartsleuf gaat rood knipperen. Druk
nogmaals op de videoknop om de opname te beëindigen
(10C)
.
Opmerking:
Tijdens de video-opname kunnen geen foto‘s worden gemaakt.
34
35