NL-111
NEDERLANDS
Bediening
Bediening
VOORINSTELLINGEN
Steek de stekker in een 220/240 V-stopcontact (veiligheids-
instructies in acht nemen!) en schakel het fi tnessapparaat
in met behulp van de hoofdschakelaar aan de achterzijde
(zie afb. 1).
OVERSPANNINGSBEVEILIGING
Om schade door overspanning te voorkomen, moet het fi t-
nessapparaat met een overspanningbeveiliging worden uitge-
rust. De veiligheidsschakelaar bevindt zich aan de achterkant
van het apparaat, direct naast de hoofdschakelaar (zie afb.
2). Bij een overspanning springt de veiligheidsschakelaar
eruit en wordt de stroom onderbroken. Het fi tnessapparaat is
dan volledig uitgeschakeld. Om de loopband na een dergelijk
voorval weer in gebruik te nemen, schakelt u eerst het ap-
paraat met de hoofdschakelaar uit en trekt u de stekker uit
het stopcontact. Druk nu de veiligheidsschakelaar in, het fi t-
nessapparaat is weer bedrijfsklaar.
VEILIGHEIDSSLEUTEL
De loopband kan alleen in bedrijf worden genomen, als de
veiligheidssleutel
2
in het contactpunt van de computer-
console is gestoken.
De functie van de veiligheidssleutel is de loopband bij een
val of bij andere noodgevallen meteen te stoppen.
Als de veiligheidssleutel
2
weer in de console wordt ge-
stoken, moeten alle eventueel vooraf ingevoerde trai nings-
programma’s of parameters opnieuw worden ingevoerd!
FUNCTIES VAN DE KNOPPEN
START/STOP:
Met de START/STOP-knop kunt u de training starten resp.
onderbreken. Als de knop tijdens de training wordt inge-
drukt, dan loopt de snelheid van de loopband langzaam te-
rug tot stilstand. Als de knop weer wordt ingedrukt, dan kan
het onderbroken trainingsprogramma na stilstand van de
loopband weer worden voortgezet.
MODUS:
Met de MODUS-knop kunt u het trainingsprogramma se-
lecteren resp. tijdens de training tussen weergave-informa-
tie wisselen.
RESET/EINSTELLEN:
Met de RESET/EINSTELLEN -knop kunt u trainingsparameters
invoeren (WISSEN/ resp. de geselecteerde programma’s en
instellingen resetten.
LANGSAMER (LANGZAMER):
Met de LANGSAMER-knop kunt u de trainingsparameters in-
stellen resp. tijdens de training de snelheid met stappen van
0,5 km/h verlagen.
SCHNELLER (SNELLER):
Met de SCHELLER-knop kunt u de trainingsparameters instel-
len resp. tijdens de training de snelheid met stappen van
0,5 km/h verhogen.
RUN/JOGGEN/WALK:
Met de knoppen RUN, JOGGEN, WALK kunt u een vastgestel-
de snelheid instellen.
RUN: 7 km/h
JOGGEN: 5 km/h
WALK:
3 km/h
2
1
2
afb. 1
afb. 2
Gebruik daarom de loopband nooit zonder vooraf de vei-
ligheidsclip
1
zorgvuldig aan uw kleding te bevestigen.
Controleer voor het begin van de training of de veilig-
heidsclip goed vast zit.
ATTENTIE
REX_Trainer_TX600_12.indd NL-111
REX_Trainer_TX600_12.indd NL-111
24.05.12 15:21
24.05.12 15:21