3399
14
NL
5.
ONDERHOUD
Alvorens wat voor reiniging of controle dan ook uit te voeren, de stroom van de brander halen door mid-
del van de hoofdschakelaar van de installatie en de kraan van de stookolie sluiten.
Aan de brander moet periodiek onderhoud verricht worden door bevoegde personen en in overeenstemming
met de wet en plaatselijke normen.
Dit periodiek onderhoud is van essentieel belang voor een goede werking van de brander; zo wordt er on-
nodig verbruik van brandstof vermeden en worden de milieubelastende emissies in de omgeving beperkt.
DE BASISPROCEDURE’S VOOR HET ONDERHOUD ZIJN DE VOLGENDE:
³
Controleren of er geen toevoer- of retourleidingen van de brandstof, luchtaanzuigleidingen of uitstootlei-
dingen van de verbrandingsprodukten verstopt of dichtgeknepen zijn.
³
De positie van de verbrandingkop en de bevestiging ervan op de ketel controleren.
³
De zone waar de brandstof uit de verbrandingskop komt schoonmaken.
³
Het filter van de brandstofaanzuigleiding en het pompfilter schoonmaken.
³
De elektrische aansluitingen van de brander controleren.
³
De vlamdetector schoonmaken.
³
Het brandstofverbruik controleren.
³
De correcte regeling van de verbrandingskop (fig. 14 blz. 8) en de luchtklep (fig. 14 blz. 8) controleren.
³
Indien nodig de verstuiver vervangen (fig. 14 blz. 8) en de correcte plaatsing van de elektroden controle-
ren (fig. 11-12 blz. 7).
³
De rotor schoonmaken.
Laat de brander ongeveer tien minuten op zijn volle vermogen werken met alle in deze handleiding vermelde
regelingen.
Voer dan een verbrandingsanalyse uit en controleer hierbij het volgende:
³
Rookklasse (Bacharach-index);
³
CO
2
gehalte (%);
³
Gehalte CO (ppm);
³
Gehalte NOx (ppm);
³
Temperatuur van de rookgassen in de schouw.