2902006
9
NL
6.
DEFECTEN / OPLOSSINGEN
Hieronder vindt u een lijst met mogelijke defecten en oplossingen. Alle problemen geven aanleiding tot een
abnormale werking van de brander.
In de meeste gevallen gaat bij een probleem het lampje branden van de manuele herbewapeningsknop van
de controle- en bedieningsdoos (3, fig. 1, blz. 1).
Als dat lampje brandt, kan de brander opnieuw worden opgestart door een eenvoudige druk op de knop. Is
er een normale ontsteking dan kan deze onverwachte branderstop toegeschreven worden aan een occasi-
oneel probleem.
Indien de brander daarentegen opnieuw in veiligheid gaat (vergrendelt), gelieve de hieronder opgenomen
tabel te raadplegen.
WAARSCHUWING
De fabrikant is niet verantwoordelijk in geval van onconform gebruik, slechte afstelling en niet naleving van
de aanwijzingen vervat in dit document.
DEFECTEN
MOGELIJKE OORZAKEN
OPLOSSINGEN
De brander ontsteekt
niet bij de sluiting
van de limietthermo-
staat.
Geen elektrische voeding
(Geen stroom).
Check de spanning aan het
klemmenbord L1 - N van de 7-polige
mannelijke stekker.
Check de zekeringen.
Controleer of de veiligheidsthermostaat
niet vergrendeld is.
De Vlambeveilinging wordt door een
externe
lichtbron belicht.
De externe lichtbron
verwijderen/uitschakelen.
Thermostaat buiten gebruik.
Vervangen.
De aansluitingen van de controledoos
zijn niet correct.
Check alle aansluitingen.
De brander doorloopt
de fases van voorven-
tilatie en ontsteking
normaal maar gaat in
veiligheid
(vergren-
delt) na ± 5 sec.
De Vlambeveilinging is vuil.
Reinigen
De Vlambeveilinging is beschadigd.
Vervangen.
Afhaken van de vlam.
Druk en debiet van de brandstof
checken.
Luchtdebiet checken.
Verstuiver vervangen.
Bobijn van het electromagneetventiel
checken.
De brander start maar
met een vertraagde
ontsteking.
Ontstekingselectroden slecht
afgesteld.
Afstellen zoals opgegeven in de
technische documentatie.
Te sterk luchtdebiet.
Afstellen zoals opgegeven in de
technische documentatie.
Verstuiver vuil of beschadigd.
Vervangen.