3. BEOOGD EN VERBODEN GEBRUIK
3.1
Beoogd gebruik
3.1.1 Extrusie van chemische afdichtingsmiddelen (silicone, mastiek, lijm enz.) in daarvoor bestemde aluminium of plastic kokers of soft-packs.
3.1.2 Hanteer het pistool in ruimtes die geschikt zijn voor de gebruikte producten in overeenstemming met het veiligheidsinfor-
matieblad van de producten.
3.1.3 Gebruik het pistool op een veilige manier door alle voorschriften in acht te nemen en alle door deze handleiding vereiste
maatregelen te treffen.
3.2
Verboden gebruik
3.2.1 Extrusie van om het even welk specifiek product dat afwijkt van de hierboven vermelde producten.
3.2.2 Om het even welk gebruik dat afwijkt van het extruderen van de daarvoor bestemde hierboven vermelde producten.
3.2.3 Gebruik van het pistool op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen, gebruik van producten die ontploffingsgevaar
kunnen veroorzaken.
3.2.4 Gebruik van onverpakt materiaal.
3.2.5 Gebruik van het apparaat zonder dat u de ring vooraan volledig heeft aangedraaid.
3.2.6 Dek de ontluchtingsopeningen nooit af.
3.2.7 Gebruik van het pistool in de buurt van poeder of andere vluchtige materialen.
3.2.8 Dompel het pistool nooit onder in oplosmiddelen of zuren.
3.2.9 Gebruik voor de reiniging van het pistool nooit oplos- en/of reinigingsmiddelen op basis van gehydrogeneerde koolwater
stoffen (1.1.1 ethyltrichloride, methyleenchloride enz.) aangezien deze de gegalvaniseerde onderdelen kunnen oxideren
waarbij potentieel explosieve chemische reacties kunnen optreden. Voor de reiniging mogen nooit sterk basische of zure
substanties worden gebruikt.
3.2.10 Houd het pistool op een afstand van meer dan 30 cm van uw gezicht. In de ontkoppelingsfase van de trekker kan de lucht die
uit de ontluchtingsopeningen (11) ontsnapt gevaarlijk voor het gezicht zijn.
3.2.11
Richt het pistool op jezelf, andere mensen, dieren of dingen in enig opzicht van het te behandelen object.
4. INBEDRIJFSTELLING
door de bediener.
4.1 Luchttoevoersysteem
Het pistool dient te worden aangesloten op een persluchtsysteem met de volgende kenmerken:
• Luchtvochtigheid max. 5%; • Luchttemperatuur van - 10 °C tot + 70 °C; • Vermogen systeem ten minste 500 l/min;
• Systeem voorzien van smeerinrichting, smering: 3 - 4 druppels smeermiddel elke 1000 l/min.
Het pistool is voorzien van een aansluiting ¼ gas male, voor aansluitingen volgens de specifieke vereisten. De slang moet een
geleidende spiraalslang voor mobiele toepassingen zijn. Het luchtverbruik is beperkt en evenredig met het aantal keren dat de
trekker wordt ontkoppeld om het product aan te brengen.
Reduceerfilter
Ø 6 mm
Kraan
Max. lengte slang 10 m
Werkdruk 4-8 bar
Zorg er voor de inbedrijfstelling en het gebruik
van het pistool voor dat u de voorgeschreven per-
soonlijke beschermingsmiddelen correct draagt:
• Beschermende handschoenen
• Gehoorbescherming
• Veiligheidsbril
Dutch
18
4.2 Bevoorrading via worst (Mod RC118N - RC120N - RC119*)
door de bediener.
(*) Deze modellen zijn voorzien van een worstconversiekit.
Koppel het pistool altijd los van de luchttoevoer tijdens het vervangen van de worst/koker en telkens wanneer de ring vooraan van
de buis is losgedraaid. Dit om te voorkomen dat een onvoorziene druk op de trekker een krachtige expulsie van de worst en het
daaruit voortvloeiende gevaar voor de bediener en de personen in de omgeving veroorzaakt.
Controleer altijd de vervaldatum van het bevoorradingsmateriaal.
Breng nooit beschadigde of niet perfect intacte worsten of kokers in het pistool aan.
4.2.1
4.2.2
4.2.3
4.2.4
2
2
2
7
7