1. Assembleer de voorwielen: (Afb. 1)
(1). Vind de sluitringen en wielmoeren aan een van de zijden van de
vooras.
(2). Schuif een sluitring en het voorwiel op de as.
(3). Schuif een wielmoer op de as, en draai deze vast met een inbussleutel.
(4). Klik de wieldop erop door de lipjes op de wieldop precies in de sleuven
op het wiel te passen.
(5). Herhaal deze stappen voor het andere voorwiel.
2. Assembleer de achterwielen: (Afb. 2)
(1). Vind de sluitringen en wielmoeren aan een van de zijden van de
achteras. Schuif het achterwiel op de as. Let erop dat de tanden van het
tandwiel in de transmissiekast passen.
(2). Schuif een sluitring op de as.
(3). Schuif een wielmoer op de as, en draai deze vast met een inbussleutel.
(4). Klik de wieldop vast door de lipjes op de wieldop te passen in
de sleuven op het wiel.
(5). Herhaal deze stappen voor het andere achterwiel.
Handige tip:
(1). als u problemen heeft om beide wielen op de achteras te passen, dan
kan het zijn dat de achteras opnieuw uitgelijnd moet worden,
(2). Een wiel verwijderen van de as. Trek aan de as of duw de as om hem
te schuiven totdat er genoeg ruimte is aan beide zijden.
3.Assemblage van het stuurwiel: (Afb. 2)
(1). Haal de schroef en moer van het stuurwiel uit de blisterverpakking.
(2). Schuif het stuurwiel op de stuurstang, en verbind voorzichtig het
verbindingsstuk van het stuurwiel met het verbindingsstuk van het
dashboard. Schuif de draden in de stuurkolom.
(3). Pas de gaten in het stuurwiel en de gaten in de stuurstang op elkaar.
(4). Schuif de schroef van het stuurwiel door het stuurwiel en de
stuurstang. Schuif de moer in de andere zijde van het stuurwiel.
(5). Draai de schroef vast met een schroevendraaier.
4. Bevestiging van het voorrek: (Afb. 4)
Schuif beide zijden van het voorrek in de gaten op het dashboard. Duw
zachtjes op het voorrek totdat het op zijn plaats vastklikt.
5. Bevestiging van het achterrek: (Afb. 5)
Schuif het in elkaar gezette rek in de vier gaten in de carrosserie van de
auto totdat het op zijn plaats vastklikt.
6. Bevestig de lichtbalk: (Afb. 6)
(1). Pas de haken aan de lichtbalk in de groeven in het achterrek.
(2). Schuif de lichtbalk op het achterrek totdat deze stevig aan het rek
vastzit.
7. Bevestig de zitting: (Afb. 7)
(1). Pas de zitting over het accu compartiment. Zorg ervoor dat het
sluitmechanisme aansluit op de gaten in de carrosserie van de auto.
(2). Schuif de haken aan de achterkant van de zitting in de sleuven in de
carrosserie van de auto.
(3). Draai de duimschroef rechtsom tot de sluitpositie om hem stevig op zijn
plaats te bevestigen.
8. Plaats de batterijen erin (Afb. 8)
(1). Verwijder de schroef van de lichtbalk met een schroevendraaier en
open het batterij compartiment.
(2). Plaats drie AA batterijen (niet meegeleverd) in het batterij comparti-
ment.
(3). Plaats de batterij afdekking terug en zet deze vast met de schroef.
WAARSCHUWING!
Gebruik NIET
oude en nieuwe batterijen door elkaar.
Gebruik NIET
alkaline, standaard (koolstof-zink) of oplaadbare (nikkel-cad-
mium) batterijen door elkaar.
Instructies voor opladen
U moet de accu 24 uur opladen voor het eerste gebruik; alleen
volwassenen mogen de accu en de oplader hanteren
9. Sluit de accu aan: (Afb. 9)
(1). Let erop dat het voertuig stilstaat en uitgeschakeld is.
(2). Maak de zitting los en verwijder deze.
(3). Vind het witte accu verbindingsstuk (A) dat rechtstreeks met de accu
verbonden is.
(4). Verbind het witte accu verbindingsstuk met het witte verbindingsstuk
(B) van de motor.
(5). Zet de zitting terug op zijn plaats.
10. Opladen van de accu: (Afb. 10)
(1). Let erop dat het voertuig stilstaat en uitgeschakeld is.
(2). Maak de zitting los en verwijder deze.
(3). Koppel het verbindingsstuk (A) los van het verbindingsstuk (B).
Koppel het verbindingsstuk (C) van de oplader aan de accu
verbinding (A). Het licht op de oplader zal
rood worden om aan te geven dat hij bezig is met opladen. Als het opladen
voltooid is, zal het licht groen worden. Ontkoppel
de accu van de oplader en verbind hem weer met
het verbindingsstuk (B) van de motor.
(4). Zet de zitting terug op zijn plaats.
11. BEDIENINGSINSTRUCTIES: (Afb. 11/12)
(1) Aan/Uit: Druk op de stroomschakelaar om de auto aan te zetten. Het
lampje van de stroom indicator zal aangaan als de auto ingeschakeld
wordt. Druk opnieuw op de stroomschakelaar om de auto uit te zetten.
(2) Voetpedaal: Druk het voetpedaal omlaag om te rijden. Laat het
voetpedaal los om te stoppen.
(3) Claxon: Druk op de knoppen op het stuur voor claxon geluiden.
(4) Accuvermogen indicator: Druk op de knop stroom indicator om het
accuniveau te controleren.
(5) Drie lampjes: De accu is volledig opgeladen.
(6) Twee lampjes: Het accuniveau is laag.
(7) Één lampje: De accuspanning is minder dan 10,8 V en de accu moet
worden opgeladen.
(8) Snelheid en richting: Trek de versnelling naar het midden om vooruit te
bewegen aan 4 km/uur (2,5 mijl/uur). Trek de versnelling helemaal omhoog
om vooruit te bewegen aan 8 km/uur (5 mijl/uur). Duw de versnelling
helemaal omlaag om achteruit te gaan.
(9) Hoge snelheid blokkering: draai de kleine schroef los aan de voet van
de versnelling om de truck aan de hogere snelheid van 8 km/uur (5
mijl/uur) te laten rijden. Draai de schroef vast om de truck alleen aan 4
km/uur (2,5 mijl/uur) te laten rijden.
12. Installeer de houder voor de telefoon: (Afb. 13)
1. Neem de telefoonhouder uit de verpakking.
2. Maak de rubber band op de beugel los en installeer de telefoonhouder in
de positie zoals getoond op afbeelding (1, 2). Sluit de rubber band aan
zoals getoond op afbeelding (3).
Bevestig de telefoon:
1. Trek de telefoonhouder in de richting van de pijl zoals getoond op
afbeelding (4).
2. Zet de telefoon in de houder en laat de telefoonhouder los om de
telefoon erin te passen, zoals getoond in afbeelding (5).
Montagehandleiding
GEBRUIKSAANWIJZING
ZORG
ONDERHOUD
1. Controleer voor de montage of alle onderdelen aanwezig zijn en
neem contact op met uw plaatselijke winkel als er onderdelen
ontbreken.
2. Controleer na montage alle onderdelen en zorg ervoor dat het
voertuig goed werkt.
3. Reinig het voorzichtig van tijd tot tijd en vernietig geen
onderdelen.
4. Om uw kind veilig te houden, dient u het voertuig regelmatig te
inspecteren en onderhouden.