92
NEDERLANDS
5.6
Instellen van versteksneden
Maak de aanslag 21 los (afb. 7) en stel de hoek in volgens de schaal op de geleidingsrail.
Vervolgens teekt u de aanslag opnieuw aan.
Leg de machine nu met de beide arrêteerbouten aan de onderste kant van het geleidingsrail
tegen het te bewerkend werkstuk en voer de snede uit door de machine vooruit te schuiven.
Na het snijden brengt u de zaag door terugrijden weer in de uitgangspositie.
5.7
Invalszagen
Terugslaggevaar bij invalszagen! Voor het invallen leg de machine met de achterste
kant van de grondplaat aan een aan het werkstuk bevestigde aanslag aan. Houdt bij
het invallen de machine aan de handgrendel goed vast en schuif ze iets naar voren!
Maak de klemhendel 5 (afb. 1) bij de uitgeschakelde machine los.
Stel de invalhendel 6 (afb. 2) terug.
Open de beweeglijke beschermkap met de hendel 2 (afb. 3), zodat de machine op het te
bewerken werkstuk kan worden geplaatst. Het zaagblad loopt nu vrij over het materiaal en
kan voor de voortekening worden uitgericht.
Schakel de machine nu pas in.
Druk de invalhendel 6 (afb. 2) naar beneden, daardoor dringt het zaagblad het werkstuk ver-
ticaal binnen. Daarbij kan de invaldiepte op de schaal 2 (afb. 5) afgelezen worden.
5.8
Schaduwvoegen zagen
De minimale schaduwvoegbreedte bedraagt 13 mm:
Stel de vereiste snijdiepte in.
Trek de beweeglijke beschermkap met hendel 2 (afb. 3) in en zet de machine op het eerste
afgestelde werkstuk op.
Zet de machine aan en schuif de machine gelijkmatig in snijrichting, gebruik hierbij het af-
zuigapparaat.
5.9
Zagen volgens tekening met geleidingsrail
Bij het zagen volgens tekening dient de rechter kant van de geleidingsrail als tekeningswijzer.
Dit geldt ook voor schuinsneden. Houd alstublieft rekening met alinea 5.4.
Plaats voor het zagen de geleidingsrail op het werkstuk.
Schakel de machine in (zie hoofdstuk 5.2) en schuif de machine gelijkmatig in snijrichting
vooruit.
Na het snijeinde schakel de zaag door loslaten van schakelaar 2 (afb. 1) uit.
Trek de machine in de opgelegde toestand naar de uitgangspositie terug en neem ze in die
positie van het werkstuk. Zo garandeert u dat de beweeglijke beschermkap volledig gesloten
is.
5.10
Zagen van buizen/profielen
Klepvergrendeling 25 (Afb. 6) van geleiding 24 (Afb. 6) losdraaien.
Open de geleiding.
Plaats de/het te zagen buis/profiel met een afmeting van <42 mm in klamp 26 (Afb. 6), bij
een buis/profiel met een afmeting van >42 mm in geleider 23 (Afb. 6) en sluit de geleiding.
Draai klemhandgreep 5 (Afb. 1) los als de machine is uitgeschakeld.
Druk handgreep 6 (Afb. 2) voor het invallen omlaag. Bij buizen met een afmeting van >42
mm dient de zaagdiepte op 20-25 mm ingesteld te worden.
Bij een buis/profiel met een afmeting van >42 mm dient u werkstuk 27 (Afb. 6) met de vrije
hand vast te houden aan de tegenovergestelde zijde van het zaagblad.
Schakel de machine in.
Bij een buis/profiel met een afmeting van <42 mm dient u de machine op de geleiderails
langzaam en gelijkmatig naar voren te geleiden en het werkstuk volledig te zagen.
Summary of Contents for 1000003165
Page 415: ...NOTES ...