Materiaal
Emissiegraad
Beton
0,95
Koper
0,95
Vuil
0,94
Bevroren voedings-
middelen
0,90
Hete voedingsmid-
delen
0,93
Glas
0,85
IJs
0,98
IJzer
0,70
Lood
0,50
Kalksteen
0,98
Olie
0,94
Materiaal
Emissiegraad
Verf
0,93
Papier
0,95
Kunststof
0,95
Rubber
0,95
Zand
0,90
Huid
0,98
Sneeuw
0,90
Staal
0,80
Textiel
0,94
Water
0,93
Hout
0,94
5.3 | Plaatsen van de batterij
Open het batterijvak en sluit een 9 V alkaline-blokbatterij volgens de juiste
poolrichting aan. Plaats de batterij correct in het batterijvak en sluit het vak weer.
5.4 | Apparaat inschakelen
Druk op de ontspanner (1) om het apparaat in te schakelen en de
temperatuurwaarde te laten weergeven, waarbij tussentijds SCAN verschijnt.
5.5 | Temperatuurmeting
Houd de ontspanner (1) ingedrukt – er verschijnt SCAN op het display. Laat
de ontspanner los. Het apparaat schakelt nu over op de HOLD-modus om de
gegevens automatisch op te slaan. Het apparaat schakelt na ca. 60 seconden
automatisch uit als er geen verdere bediening meer plaatsvindt.
Met de toets laserstraal aan/uit (2) kan de laser indien gewenst tijdens het
ingedrukt houden van de ontspanner (1) worden in- of ook uitgeschakeld. In het
display verschijnt .
Om koude of hete plekken op het voorwerp te vinden, ga je als volgt te werk.
6 | Instellingen
6.1 | Wijzigen van temperatuureenheid
Schakel het apparaat via de ontspanner (1) in. Om de temperatuureenheid te
wijzigen, druk je de toets (2) in om de temperatuureenheid tussen graden Celsius
en graden Fahrenheit om te schakelen. Het betreffende symbool verschijnt op het
display. De wijziging van de temperatuureenheid is alleen in de modi MAX, MIN,
AVG en DIF mogelijk.
6.2 | Achtergrondverlichting
Schakel het apparaat via de ontspanner (1) in. Om de achtergrondverlichting
van het display in of uit te schakelen, druk je op de toets (4) terwijl je de
ontspanner (1) ingedrukt houdt. Het symbool verschijnt op het display.
6.3 | Opvraagbare waarden
Door herhaaldelijk op de SET-toets (5) te drukken, worden de waarden MAX-AVG-
MIN-DIF-LAL-HAL-OFFSET-E achter elkaar voor de betreffende meting op het
display weergegeven.
Dit apparaat beschikt over een opslagfunctie – de gemeten waarden worden bij
de volgende inschakeling opnieuw getoond.
MAX: Weergave van de maximale temperatuur van de voorafgaande meting
MIN: Weergave van de minimale temperatuur van de voorafgaande meting
DIF: Verschil tussen MAX en MIN van de voorafgaande meting
AVG: Weergave van de gemiddelde temperatuur van de voorafgaande meting
HAL: Alarm voor hoge temperatuur – als HAL is geselecteerd, kan met de
toetsen 4 en 2 de waarde waarbij een alarm moet worden geactiveerd, worden
ingesteld en door een druk op de SET-toets (5) worden opgeslagen. Als de
ingestelde waarde wordt overschreden, verschijnt het HI-symbool op het display
en wordt een signaaltoon afgegeven.
LAL: Alarm voor lage temperatuur – als LAL is geselecteerd, kan met de
toetsen 4 en 2 de waarde waarbij een alarm moet worden geactiveerd, worden
ingesteld en door een druk op de SET-toets (5) worden opgeslagen. Als de
ingestelde waarde wordt onderschreden, verschijnt het LOW-symbool op het
display en wordt een signaaltoon afgegeven.
OFFSET: Instelling van de nulpuntverschuiving
6.4 | Instellen van de emissiegraad
Schakel het apparaat via de ontspanner (1) in. Druk de EMS-toets (6) in om de
vooraf ingestelde emissiewaarde (0,95) te wijzigen. Met de toetsen 4 en 2 kan de
waarde worden ingesteld en aansluitend via de EMS-toets (6) worden bevestigd.
51
50