100
Nederlands
NL
F
GB
D
E
I
P
S
DK
N
FIN GR
HU
CZ
RU
RO
PL SLO HR
TR EST
LT
LV
SK
BG
Gebruik geen motorolie of tweetaktolie voor
buitenboordmotoren.
Meng GEEN grotere hoeveelheden dan nodig in een
periode van 30 dagen.
TWEETAKTOLIE VAN HOGE KWALITEIT
1
liter
+ 20ml =
}
50:1
2
liter
+ 40ml =
50:1
3 liter
+
60 ml
=
50:1
4 liter
+
80 ml
=
50:1
5 liter
+
100 ml =
50:1
BRANDSTOFTANK VULLEN
Maak het oppervlak rond de brandstofdop schoon om
vervuiling te vermijden.
Maak de brandstofdop voorzichtig los.
Vul het reservoir voorzichtig met het brandstofmengsel.
Vermijd morsen.
Controleer de zegelring en maak hem schoon vooraleer
u de brandstofdop terugplaatst.
Vervang de brandstofdop onmiddellijk en schroef hem
met de handen vast. Ruim gemorste brandstof op.
OPMERKING: Het is normaal dat de motor wat rook
uitstoot tijdens en na het eerste gebruik.
WAARSCHUWING:
Leg de motor altijd stil vooraleer u tankt. Voeg
nooit brandstof toe terwijl de motor draait of
warm heeft. Ga op minstens 10m afstand van de
tanklocatie staan voor u de motor start. Verboden
te roken! Wanneer u deze waarschuwing niet in
acht neemt, kan dit leiden tot ernstige letsels.
GEOXYGENEERDE BRANDSTOFFEN
Sommige conventionele brandstoffen worden met alcohol
of een andere component gemengd. Dit type benzine
wordt met de verzamelnaam ‘geoxygeneerde brandstof’
benoemd.
Zorg ervoor dat de brandstof loodvrij is en het minimum
octaangehalte bevat indien u een geoxygeneerde
brandstof gebruikt. Probeer de samenstelling van de
brandstof te weten vooraleer u een geoxygeneerde
brandstof gebruikt. Soms is het verplicht deze
informatie op de pomp aan te brengen. De volgende
brandstofsoorten zijn EPA-goedgekeurde percentages
van geoxygeneerde brandstoffen:
Ethanol (ethyl- of graanalcohol) 10%. U mag benzine
gebruiken met ethanolgehalte tot 10%. Ethanolbenzine
kan verkocht worden onder de naam ‘gasohol’. Gebruik
geen E85-brandstof.
MTBE (methyl-tert-butylether) 15%. U mag benzine
gebruiken met een MTBE-gehalte tot 15%.
Methanol (methyl- of houtalcohol) 5%. U mag benzine
gebruiken met een methanolgehalte tot 5%, op
voorwaarde dat het ook co-solventen en corrosieremmers
bevat ter bescherming van het brandstofsysteem.
Benzine die meer dan 5% methanol bevat kan start-
en/of prestatieproblemen veroorzaken. Het kan ook
de metalen, rubberen of plastic onderdelen van het
toestel of het brandstofsysteem beschadigen. Wanneer
u ongewenste effecten tijdens de werking van het toestel
opmerkt, probeer dan een ander benzinestation of
schakel over naar een ander brandstofmerk.
OPMERKING:
Schade aan het brandstofsysteem of
prestatieproblemen als gevolg van het gebruik van
geoxygeneerde brandstof die de hierboven aangegeven
waarden overschrijdt, wordt niet door de garantie gedekt.
WAARSCHUWING:
Wanneer op een bepaald moment tijdens het
opladen, geen enkele LED oplicht, haal dan
het batterijpak uit de lader om schade aan het
product te voorkomen. Stop GEEN andere
batterij in. Geef de oplader en batterij terug aan
uw dichtstbijzijnde onderhoudscentrum voor
onderhoud of vervanging.
BATTERIJPAK OPLADEN
Het batterijpak voor dit toestel wordt geleverd in een
ontladen toestand om mogelijke problemen te vermijden.
Het is daarom nodig om de batterijen voor gebruik een
nacht lang op te laden.
OPMERKING:
De batterijen zullen na een eerste
oplaadbeurt niet volledig zijn opgeladen. Voer
verschillende oplaadcycli uit (het toestel gebruiken en
vervolgens opnieuw opladen) om de batterijen volledig
op te laden.
■
Laad het batterijpak enkel op met het oplaadsysteem
dat werd meegeleverd (BPH-1215/12V Ni-Cd).
■
Zorg ervoor dat de stroomspanning overeenkomt met
de normale spanning, 230V/240V~, 50Hz.
■
Verbind de oplader met het stroomnet.
■
Plaats de batterijen in de oplader. Lijn de rand van het
batterijpak uit met de groef in de oplader. Zie figuur 7.
■
Druk het batterijpak goed neer om zeker te zijn dat de
contactpunten van het batterijpak goed zijn verbonden
met de contactpunten van de oplader.