66
Nederlands
NL
F
GB
D
E
I
P
S
DK
N
FIN GR
HU
CZ
RU
RO
PL SLO HR
TR EST
LT
LV
SK
BG
OLIE TOEVOEGEN/CONTROLEREN (Fig. 3)
Motorolie heeft een grote invloed op de motorprestaties
en het dienstleven van het toestel. Voor algemeen gebruik
bij alle temperaturen, raden wij SAE 10W-30 aan. Gebruik
altijd motorolie voor viertaktmotoren die aan de vereisten
voor API-service classi
fi
catie SJ voldoet of overstijgt.
OPMERKING:
Olie zonder detergent of tweetaktolie zal
de motor beschadigen en mag niet worden gebruikt.
Motorolie toevoegen:
■
Zorg ervoor dat de grasmaaier vlak staat en het gebied
rond de oliedop/oliepeilmeter proper is.
■
Verwijder de dop en het zegel van de voorziene
olie
fl
es.
■
Draai de oliedop/oliepeilmeter los en verwijder deze.
■
Voeg traag olie toe. Vul tot de ‘vol’-lijn op de
oliepeilmeter. Voeg niet teveel olie toe.
OPMERKING:
Wanneer u het oliepeil controleert, stopt u
de oliepeilmeter in de olietank, maar
schroeft u die niet vast.
■
Herbevestig de oliedop/oliepeilmeter en draai vast.
Motorolie controleren:
■
Zorg ervoor dat de grasmaaier vlak staat en het gebied
rond de oliedop/oliepeilmeter proper is.
■
Verwijder de oliedop/oliepeilmeter. Wrijf schoon en
stop de oliepeilmeter terug in de olietank, maar schroef
niet vast.
■
Verwijder de oliedop/oliepeilmeter opnieuw en
controleer het olieniveau. Voeg, indien nodig, olie toe.
GRASMAAIER STARTEN EN STOPPEN (Fig. 3)
WAARSCHUWING
Start of laat de motor nooit in een afgesloten of
slecht verluchte ruimte draaien; inlaatgassen
inademen kan dodelijk zijn.
MOTOR STARTEN
■
Druk de brandstofbalg 3 keer stevig in.
OPMERKING:
Deze stap is normaal gezien niet nodig
wanneer u een motor start die al enkele minuten heeft
gedraaid.
■
Hou de controleknop voor de aanwezigheid van de
bediener ingedrukt tegen het handvat.
■
Trek aan het startkoord tot de motor draait. Laat het
startkoord traag los zodat deze niet terugveert.
OPMERKING:
Het kan nodig zijn om het pompen te
herhalen bij kouder weer. Bij warmer weer kan teveel
pompen ertoe leiden dat de motor verzuipt en niet start.
Als u de motor verzuipt, wacht dan een paar minuten voor
u probeert te starten en herhaal het pompen NIET.
MOTOR STOPPEN
■
Laat de controleknop voor de aanwezigheid van de
bediener los en laat de motor tot volledige stilstand
komen.
SNIJBLADHOOGTE INSTELLEN (Fig. 4)
Wanneer de grasmaaier wordt verscheept, zijn de wielen
op een lage maaipositie ingesteld. Vooraleer u de maaier
voor het eerst gebruikt, stelt u de maaipositie af volgens
de hoogte die voor uw gazon het best geschikt is. Het
gemiddelde gazon moet tussen de 1-1/2 in. (2,5 – 1,2 cm)
tot 2 in. (5 cm) lang zijn tijdens de koude maanden en
tussen de 2 in. (5 cm) en 3 in. (7,5 cm) tijdens de warme
maanden.
Snijbladhoogte instellen:
■
Om de snijbladhoogte te verhogen, neemt u de
hoogteafstellingshendel en beweegt u die naar de
achterkant van de grasmaaier.
■
Om de snijbladhoogte te verminderen, neemt u de
hoogteafstellingshendel en beweegt u die naar de
voorkant van de grasmaaier.
HANDVATHOOGTE INSTELLEN (Fig. 5)
De hoogte van het handvat kan gemakkelijk worden
afgesteld volgens de voorkeur van de bediener.
Handvathoogte instellen:
■
Verwijder de handvatknop.
■
Laat de handvatmoer uitglijden en stel de hoogte in de
andere opening af.
■
Herbevestig de handvatmoer en –knop. Span de knop
stevig vast.
■
Herhaal aan de andere kant van het handvat.
MAAITIPS
■
Zorg ervoor dat het gazon vrij is van stenen, stokken,
draden en andere voorwerpen die de snijbladen of
motor van de grasmaaier kunnen beschadigen. Zulke
voorwerpen kunnen per ongeluk door de grasmaaier
in gelijk welke richting worden opgeworpen en
ernstige verwondingen bij de bediener en anderen
veroorzaken.
■
Installeer de grasvanger niet om grasafval achteraan
uit te laten. Om de uitlaatprestaties te verbeteren,
verhoogt u de snijbladinstelling.
■
Maai altijd een derde of minder van de hoogte van het
gras af voor beste prestaties.
■
Wanneer u lang gras maait, stapt u best trager om
ef
fi
ciënter maaien toe te laten en ervoor te zorgen dat
het afval goed wegraakt.
■
Maai geen nat gras. Het zal aan de onderkant van de
behuizing blijven vasthangen en voorkomen dat het
grasafval goed in de graszak terechtkomt of wordt
uitgelaten.
■
Voor nieuw of dik gras kan een smaller maaipad
RLM140HP-25lgs 09Jun11.indd Sec1:66
RLM140HP-25lgs 09Jun11.indd Sec1:66
6/11/09 3:30:56 PM
6/11/09 3:30:56 PM