7
Controleer vóór en tijdens het maaien het terrein waarop het apparaat
wordt ingezet volledig, en verwijder alle stenen, stokken, draden,
speelgoed en andere vreemde voorwerpen die gegrepen en
weggeslingerd kunnen worden.
Controleer voor en tijdens het maaien het terrein op stroomvoerende
kabels en verwijder deze indien mogelijk.
Rijd nooit met ingeschakeld snijgereedschap over stroomvoerende
kabels. Gevaar: elektrische schok!
Bij beschadiging van een stroom geleidende kabel het apparaat uitzetten
en de kabel van het voedingsnet loskoppelen.
•
Wanneer u voor het onderhoud van uw gazon ook een maairobot gebruikt,
moeten de volgende veiligheidsinstructies met betrekking tot het werkoppervlak
van de maairobot in acht worden genomen:
–
Vóór het maaien op deze oppervlakken moet altijd het bereik van de
begrenzingskabel worden gecontroleerd.
–
Wanneer de kabels in de aarde zijn gelegd, moeten deze worden
gecontroleerd, er mogen geen kabels te zien zijn, speciale aandacht is
geboden voor het laadstation.
–
Wanneer de begrenzingskabels bovengronds zijn gelegd, moeten deze
direct op de ondergrond gespannen verlopen en niet slap rondslingeren in
het gras. De kabels moeten voldoende door begrenzingsnagels gefixeerd
zijn, zie gebruiksaanwijzing.
–
De begrenzingsnagels mogen niet uitsteken, anders moeten ze ingedrukt
worden.
–
Rondslingerende kabelresten vóór het maaien verwijderen.
Bij de hierboven beschreven omstandigheden bestaat het gevaar dat de kabel
door het werkgereedschap naar binnen getrokken en opgewikkeld wordt, wat kan
leiden tot ernstige verwondingen.
•
Naar beneden hangende takken en soortgelijke hindernissen kunnen de
gebruiker verwonden of het maaien belemmeren. Kabels kunnen blijven hangen
en beschadigd raken of losgerukt worden. Een beschadigde kabel kan tot een
technisch defect van het apparaat leiden. Voor en tijdens het maaien op
mogelijke hindernissen zoals bijv. naar beneden hangende takken letten en
deze snoeien of verwijderen.
De
elektrische
uitrusting
mag
niet
worden
gewijzigd.
Lees de veiligheidsinstructies voor omgang met de batterij en de lader in
de aparte gebruiksaanwijzing van de lader en neem deze in acht!
•
Vóór het gebruik moet altijd visueel worden gecontroleerd of het
snijgereedschap, de bevestigingsschroeven en de gehele snijeenheid zijn
versleten of beschadigd. Om onbalans te voorkomen, moeten versleten of
beschadigde messen en bevestigingsschroeven door een erkende
vakwerkplaats worden vervangen.
•
De toestand van de pictogrammen moet bij elk gebruik worden gecontroleerd.
Versleten of beschadigde pictogrammen moeten worden vervangen.
Gebruik
•
De meegeleverde lader mag alleen worden gebruikt voor de bij de grasmaaier
horende batterijen.
De batterijen mogen ook niet met een andere lader worden opgeladen.
U kunt uzelf in gevaar brengen of uw apparaat beschadigen.
Gebruik de grasmaaier alleen met daarvoor goedgekeurde batterijen.
Verkeerd gebruik van batterijen en lader kan een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Toegestane laders en batterijen: zie hoofdstuk “Originele
reserveonderdelen en toebehoren”.
•
Het apparaat mag niet in een explosiegevaarlijke omgeving worden gebruikt.
•
Maai niet bij slecht weer, als het gevaar van blikseminslag bestaat.
•
Apparaat niet blootstellen aan regen of vocht.
•
Geen koptelefoon dragen om naar de radio of muziek te luisteren. Veiligheid bij
het onderhoud en het bedrijf van de machine vereisen onbeperkte aandacht.
•
Maai alleen bij daglicht of met voldoende licht. Bestuur de machine stapvoets.
•
Pas de rijsnelheid aan persoon en terrein aan. Verhoog de snelheid langzaam
totdat u uw juiste rijsnelheid bereikt.
•
Bijzonder voorzichtig zijn als onoverzichtelijke hoeken, struiken, bomen of
andere hindernissen het zicht kunnen beïnvloeden.
•
Niet te dicht bij gaten, sloten en taluds rijden. De machine kan plotseling over de
kop gaan als een wiel over de rand van een gat of talud rijdt of als een rand
plotseling meegeeft.
•
Voorzichtig bij het maaien onder speeltoestellen (bijv. schommels). Het apparaat
kan in een onveilige positie terechtkomen. Er bestaat verwondingsgevaar.
•
De machine niet tijdens ziekte, moeheid of onder invloed van alcohol, medicijnen
of drugs bedienen.
•
Indien mogelijk moet het gebruik van het apparaat bij nat weer worden
vermeden. Er bestaat gevaar voor uitglijden.
•
Zorg ervoor dat u op hellingen altijd stevig staat. Maai op een helling altijd dwars
op de helling, nooit naar boven of naar beneden. Wees bijzonder voorzichtig als
u op een helling van rijrichting verandert.
•
Maai niet op al te steile hellingen! Het maaien op hellingen brengt extra gevaren
met zich mee. Zorg altijd voor een stabiele stand. In principe mogen met de hand
geleide grasmaaiers bij hellingen steiler dan 26% (15° helling) niet worden
ingezet. Het gevaar dreigt dat de stabiliteit verloren gaat.
•
Wees bijzonder voorzichtig als u de machine omkeert of het apparaat naar u toe
trekt.
•
Bij achterwaartse bewegingen met de machine kunt u struikelen. Vermijd
achteruitlopen. Vermijd abnormale lichaamshoudingen. Zorg ervoor dat u stevig
staat en niet uw evenwicht verliest.
•
Houd de door de lengte van de duwstang bepaalde veilige afstand aan.
•
Om een wegglijden van het apparaat tijdens het dragen te verhinderen, dient u
het apparaat steeds vast te nemen aan de daarvoor voorziene grijpinrichtingen
(behuizing, stanguiteinden of dwarsstang van het onderste deel van de
duwstang). Niet vastnemen aan de uitwerpklep!
•
Neem voor het optillen of dragen het gewicht van de machine in acht (zie
hoofdstuk
“Technische gegevens”
). Het optillen van zware gewichten kan
problemen met de gezondheid veroorzaken.
•
Til de machine nooit op en draag deze nooit met draaiende motor.
•
Gebruik de machine nooit met beschadigde of ontbrekende veiligheids- en
bescherminrichtingen.
Ontbrekende of beschadigde veiligheids- en bescherminrichtingen brengen uw
veiligheid en de veiligheid van andere personen in gevaar.
Veiligheidsinrichtingen zijn (
zie hoofdstuk
“Beschrijving van de componenten”):
–
Veiligheidsschakelbeugel motorstop (1)
De grasmaaier is uitgerust met een motorstopinrichting.
Tijdens het gebruik en in gevaarlijke situaties kan men de motor
uitschakelen door de veiligheidsschakelbeugel voor de motorstop
los te laten.
Het mes moet binnen 3 seconden tot stilstand komen.
De veiligheidsschakelbeugel moet na het loslaten in elk geval weer
in de positie terugspringen die in de afbeelding “Beschrijving van
de componenten” wordt getoond.
Als dit niet het geval is, dan moet dit onmiddellijk door een
geautoriseerde vakwerkplaats gecontroleerd worden.
Verwondingsgevaar!
Als het mes langer doorloopt, mag u het apparaat niet meer
gebruiken en moet u het naar een erkende vakwerkplaats brengen.
Meten van de nalooptijd
Na het starten van de motor draait het mes en is er een ruisend
geluid hoorbaar.
De nalooptijd komt overeen met de duur van het ruisende geluid na
het uitschakelen van de motor en kan met een stopwatch worden
gemeten.
De functie van de veiligheidsschakelbeugel mag in geen geval
buiten werking worden gesteld.
Men moet controleren of de veiligheidsschakelbeugel werkt zoals
voorgeschreven.
Laat
een
niet
correct
werkende
veiligheidsschakelbeugel repareren door een erkend vakbedrijf.
–
Batterij (3) en veiligheidssleutel (4)
Deze bescherminrichting beschermt tegen letsel door onopzettelijk
starten van de motor.
Om onbevoegde bediening van de machine te voorkomen, moeten
bij alle werkzaamheden aan de machine, vóór onderhouds- en
reparatiewerkzaamheden, als de machine wordt achtergelaten en
tijdens de opslag de veiligheidssleutel en de accu worden
verwijderd.
Summary of Contents for 40-ACCU
Page 2: ...A1 O4 B1 R1 S1 I K2 V1 G2 N2 A2 F...
Page 3: ...L M N N4 Q S U5 W1 U4...
Page 5: ......
Page 6: ......
Page 95: ......