– om het rijden te beginnen moeten de snelheidsregelaars bediend worden. Denk eraan
het pedaal heel langzaam en voorzichtig op te laten komen zoals reeds eerder beschre-
ven is.
Zet het mes altijd in de hoogste stand om het daarna geleidelijk in de gewenste stand te
zetten. Om een goed en gelijkmatig maaibeeld te krijgen dient u de juiste rijsnelheid in te
stellen afhankelijk van de hoeveelheid gras dat gemaaid moet worden (lengte en
dichtheid) en van de vochtigheid van het gazon
(
bij modellen met mechanische aan-
drijving)
. Houd hierbij de volgende aanwijzingen aan:
– Hoog, dicht en nat gras
1
e
versnelling
– Normaal onderhouden gazon
2
e
- 3
e
versnelling
– Kort en droog gras
4
e
versnelling
De vijfde versnelling dient uitsluitend als rijversnelling op een vlakke
ondergrond.
Bij modellen met hydrostatische aandrijving
moet de snelheid geleidelijk aan de toe-
stand van het gazon worden aangepast met behulp van de snelheidsregelaar.
Het is in ieder geval verstandig om, elke keer als u merkt dat de motor het toerental niet
kan behouden, snelheid te vertragen. Denk eraan dat u nooit een mooi maaibeeld krijgt als
u te hard vooruit rijdt.
Bij het oversteken van een hindernis moet u het mes uitschakelen en het maaidek in de
hoogste stand zetten.
D
E MAAIHOOGTE AFSTELLEN
Met de speciale hendel kunt u 7 verschillende maaihoogten instellen.
H
OE U EEN MOOI MAAIBEELD KRIJGT
1.
Uw gazon zal er mooier uitzien indien u
afwisselend in de lengte- en in de dwarsrich-
ting maait, dit steeds bij een constante
maaihoogte.
2.
Als het windkanaal de neiging heeft ver-
stopt te raken dan moet u uw snelheid vertra-
➤
OPMERKING
➤
NEE 23
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
1
2