64
NL
GEBRUIKSAANWIJZING VAN DE MOTORZAAG
NEDERLAND
S
kunnen worden door het lawaai van
het apparaat.
A6 -
Verwijder elk gevaar uit het
werkgebied en controleer of er geen
gevaren zijn zoals bijvoorbeeld bo-
men op gevaarlijke plaatsen, wegen,
spoorlijnen, elektrische snoeren.
A7 -
De gebruiker is aansprakelijk
bij ongelukken, gevaar voor ande-
ren, of schade aan bezittingen van
anderen.
A8 -
Gebruik de
MOTORZAAG
al-
leen voor het zagen van hout.
Gebruik het apparaat niet voor an-
dere doeleinden.
A9 -
Draag kleding en een
veiligheidsuitrusting die geschikt is
voor het gebruik van de
MOTOR-
ZAAG
.
Draag tijdens het gebruik nauwslui-
tende, niet loshangende kleding.
Draag geen voorwerpen die in de
bewegende delen vast kunnen ra-
ken.
A10 -
Draag een goedgekeurde
veiligheidsbril of een gezichts-
masker.
A10.1 -
Draag goedgekeurde oor-
bescherming tegen het lawaai.
A10.2 -
Draag een veiligheidshelm bij
risico op vallende voorwerpen.
A11 -
Draag goedgekeurde
veiligheidsschoenen met antislipzolen
A12 -
Draag goedgekeurde
veiligheidshandschoenen.
A13 -
Maak alleen gebruik van de
MOTORZAAG
als u lichamelijk en gees-
telijk in goede conditie bent.
GEBRUIK
het apparaat
NIET
wanneer u ver-
moeid bent, zich niet lekker voelt of on-
der invloed bent van medicijnen
waardoor het reactievermogen ver-
minderd wordt, alcohol of andere
verdovende middelen.
A14 - ATTENTIE!
De uitlaatgassen zijn
giftig en verstikkend. Bij inademing kun-
nen ze zelfs dodelijk zijn. Laat de motor
niet draaien in een gesloten en schaars
geventileerde ruimte.
A15 -
Langdurig gebruik van het ap-
paraat kan een verstoring van de
bloedsomloop in de handen veroorza-
ken (ziekte van de witte vingers), die
toegeschreven wordt aan de trillingen.
Factoren die van invloed kunnen zijn
op deze verschijnselen zijn:
-
Persoonlijke aanleg van de gebrui-
ker: schaarse bloedtoevoer naar de
handen.
-
Gebruik van het apparaat bij lage tem-
peraturen (het gebruik van warme
handschoenen wordt aanbevolen).
-
Langdurig gebruik zonder onderbre-
kingen (het wordt aanbevolen pau-
zes in te lassen).
-
Tinteling en verstijving, hierbij wordt
het aanbevolen een arts te raadple-
gen.
A16 - ATTENTIE!
De benzine en de
benzinedampen zijn uiterst ontvlam-
baar.
GEVAAR VOOR BRANDWONDEN EN
BRAND.
A16.1 -
Breng de motor tot stilstand
vóór het tanken van brandstof.
A16.2 -
Rook niet tijdens het tanken
van brandstof.
A16.3 -
Droog de eventueel gemor-
ste brandstof. Stel het apparaat in
werking op grote afstand van de
plaats waar het tanken van brand-
stof plaatsvond.