www.scheppach.com
62 | NL
d) Houd het te zagen werkstuk nooit in de hand
of boven het been vast. Borg het werkstuk
aan een stabiele houder.
Het is belangrijk, het
werkstuk goed vast te maken, om het gevaar van
lichaamscontact, vastlopen van het zaagblad con-
troleverlies te minimaliseren.
e) Pak het elektrische gereedschap aan de ge-
isoleerde greepvlakken vast, als u werkzaam-
heden uitvoert, waarbij het gebruiksgereed-
schap verborgen stroomleidingen of de eigen
netkabel kan raken.
Contact met een spannings-
voerende leiding zet ook de metalen delen van het
elektrische gereedschap onder stroom en leidt tot
een elektrische schok.
f)
Gebruik bij het in de lengte snijden altijd een
aanslag of een rechte kantengeleiding.
Deze
verbetert de snijdnauwkeurigheid en verkleint de
mogelijkheid dat het zaagblad vast gaat zitten.
g)
Gebruik altijd zaagbladen in de juiste afmeting
en met een passende boring (bijv. stervormig
of rond).
Zaagbladen die niet op de montagedelen
van de zaag passen, lopen niet rond en leiden tot
controleverlies.
h)
Gebruik nooit beschadigde of onjuiste zaag
-
blad-onderlegringen of –schroeven.
De zaag-
blad-onderlegringen en –schroeven worden spe-
ciaal voor uw zaag gemaakt, voor een optimale
prestatie en bedrijfsveiligheid.
i) Draag geschikte persoonlijke veiligheidsuit-
rusting:
Gehoorbescherming, veiligheidsbril,
stofmasker bij werkzaamheden waarbij veel stof
wordt veroorzaakt, veiligheidshandschoenen bij
het wisselen van het gereedschap.
Meer veiligheidsinstructies voor alle zagen
Oorzaken en voorkomen van een terugslag:
• Een terugslag is een plotselinge reactie als gevolg
van een hakende, vastzittende of onjuist uitgelijnd
zaagblad, dat ertoe leidt, dat een ongecontroleerde
zaag loskomt en uit het werkstuk in de richting van
het bediend personeel beweegt.
•
Als het zaagblad in de zich sluitende zaagsleuf blijft
haken of vastzit, blokkeert het, en de motorkracht
slaat de zaag in de richting van de bedienende per-
soon terug.
• Als het zaagblad in de zaagsnede verdraait of on-
juist is uitgelijnd, kunnen de tanden van de achterste
zaagbladkant in het opperlak van het werkstuk blij
-
ven haken, waardoor het zaagblad uit de zaagsleuf
beweegt en de zaag in de richting van de bedienen-
de persoon terugspringt.
e) Voer zorgvuldig onderhoud uit aan elektrische
apparaten en inzetstukken. Controleer of be
-
wegende delen probleemloos functioneren
en niet klemmen, of onderdelen gebroken of
beschadigd zijn, waardoor de functie van het
elektrische gereedschap wordt beïnvloed.
Laat beschadigde onderdelen voor gebruik
van het elektrische apparaat eerst repareren.
Veel ongevallen ontstaan door slecht onderhou-
den elektrisch gereedschap.
f)
Houd snijgereedschap scherp en schoon.
Zorgvuldig onderhouden snijgereedschap met
scherpe snijranden komt minder snel vast te zitten
en is makkelijker te gebruiken.
g) Gebruik elektrische apparaten, accessoires
en inzetstukken, etc. overeenkomstig deze
aanwijzingen. Houd daarbij rekening met de
omstandigheden waarin gewerkt wordt en de
uit te voeren werkzaamheden.
Het gebruik van
elektrisch gereedschap voor andere toepassingen
dan het voorgeschreven gebruik kan leiden tot ge-
vaarlijke situaties.
h) Houd grepen en greepoppervlakken droog,
schoon en vrij van olie en vet.
Als grepen en
greepoppervlakken glad zijn, kan het elektrisch
gereedschap in onvoorziene situaties niet veilig
bediend en onder controle gehouden worden.
5. Service
a) Laat uw elektrisch gereedschap uitsluitend
door gekwalificeerd deskundig personeel re
-
pareren met uitsluitend originele reserveon-
derdelen.
Hiermee wordt de veiligheid van het
elektrische gereedschap gewaarborgd.
Veiligheidsinstructies voor alle zagen
a)
m
GEVAAR: Zorg ervoor, dat uw met uw han-
den niet in het zaaggebied en aan het zaag-
blad komt. Houd met uw tweede hand de ex-
tra greep of de motorbehuizing vast.
Als beide
handen de zaag vasthouden, kunnen deze niet
door het zaagblad verwond worden.
b) Grijp niet onder het werkstuk.
De bescher-
mingskap kan u onder het werkstuk niet voor het
zaagblad beschermen.
c) Pas de snijdiepte aan, aan de dikte van het
werkstuk.
Het dient minder dan een volledige
tandhoogte onder het werkstuk zichtbaar te zijn