50
NL
Opgelet:
Bij het werken met de zwenktafels moeten
deze altijd vergrendeld zijn!
Zwenktafels voor kort hout tot 60 cm, Fig. 8.1
Om te kloven moeten beide zwenktafels in werkings
-
positie staan en vergrendeld zijn.
Zwenktafels voor hout tot 96,5 cm, Fig. 8.2
Om te kloven moet de onderste zwenktafel in wer
-
kingspositie staan en vergrendeld zijn.
Tafel voor lang hout tot 104/133 cm, Fig. 8.3
Om te kloven moeten beide zwenktafels naar buiten
gezwenkt zijn.
Rationele werkmethoden
- bovenste stand ca. 5 cm boven het hout
- onderste stand ca. 10 cm boven de tafel
Ongevallen preventievoorschriften
1)
De machine mag slechts door vakkundig perso
-
neel worden bediend, dat met de inhoud van het
beschikbare handboek meer dan vertrouwd is.
2)
Voor de ingebruikname dient men de intactheid
en perfecte werking van de veiligheidsvoorzie
-
ningen controleren.
3)
Voor ingebruikname dient men zich eveneens,
aan de hand van de gebruiksaanwijzing, met de
besturingsmechanismen van de machine ver-
trouwd te maken.
4)
De aangegeven vermogenscapaciteit van de
machine mag niet worden overschreden. De
machine mag in geen geval van haar doel wor
-
den vervreemd.
5)
In overeenstemming met de wetten van het land
waarin de machine wordt gebruikt, dient het
personeel de ook hier vermelde werkkleding
dragen, waarbij men geen wijde, fladderende
kledingstukken, gordels, ringen en kettingen
dient te dragen; lange haren zomogelijk in een
staartje doen.
6)
De werkplek dient zomogelijk altijd geordend en
schoon te zijn en de gereedschappen, accessoi
-
res en schroefsleutels dienen binnen reikwijdte
te liggen.
7)
Tijdens reiniging of onderhoud mag de machine
in geen geval op het elektriciteitsnet zijn aange
-
sloten.
8)
Het is ten strengste verboden
de machine
zonder veiligheidsvoorzieningen of bij uitge-
schakelde veiligheidsmechanismes te besturen.
9)
Het is ten strengste verboden
de veiligheids-
voorzieningen te verwijderen of te wijzigen.
10)
Men dient voordat het beschikbare handboek
zorgvuldig is doorgelezen geen onderhouds- of
instellingsmaatregelen uitvoeren.
11)
Het hier vastgestelde plan voor regelmatig on
-
derhoud dient zowel uit veiligheidsoverwegingen
als ook voor een productieve werking van de
machine te worden aangehouden.
12)
De veiligheidsetiketten dienen altijd schoon en
leesbaar te zijn en nauwkeurig te worden opge
-
volgd om ongevallen te vermijden; wanneer de
labels beschadigd zijn of kwijtgeraakt zijn of tot
onderdelen behoren die werden vervangen, die
-
nen zij door nieuwe, door de fabrikant te produ
-
ceren originele labels te worden vervangen en op
de voorgeschreven plek te worden aangebracht.
13)
Bij branden dienen poederachtige brandblus
-
middelen worden gebruikt. Wanneer de instal
-
latie in brand staat mag vanwege het risico op
kortsluiting niet met water worden geblust.
14)
Mocht het vuur niet direct kunnen worden ge
-
blust, dan dient men op de uitlopende vloeistof
-
fen te letten.
15)
Bij een langer aanhoudende brand kunnen de olie
-
tank of de onder druk staande kabels exploderen:
men moet er daarom op letten, dan men niet met
de uitlopende vloeistoffen in aanraking komt.
10. Onderhoud en reparaties
Ombouw-, instel- en reinigingswerkzaamheden
slechts bij een uitgeschakelde motor uitvoeren.
m
Stekker uit het stopcontact trekken.
Ervaren handwerkers kunnen kleine reparaties aan
de machine zelf uitvoeren.
Reparatie- en onderhoudswerkzaamheden aan
de elektrische installatie alleen door elektromon-
teurs laten uitvoeren.
Alle beveiligings- en veiligheidsvoorzieningen dienen
na voltooide reparatie- en onderhoudswerkzaamhe
-
den direct weer te worden gemonteerd.
Wij raden u aan:
• Reinig de machine na elk gebruik grondig!
•
Kapmes
Het kapmes is aan slijtage onderhevig, indien no
-
dig kan het worden geslepen of door een nieuw
kapmes worden vervangen.
•
Tweehandige beveiligingsinrichting
De gecombineerde stop- en besturingsinrichting
dient licht lopend te blijven. Af en toe met een paar
drupjes olie smeren.
•
Bewegende onderdelen
- Kapmesbesturingen schoon houden. (vuil, hout
-
splinters, basten, enz.)
- Glijrails met spuitolie of vet smeren.
•
Hydraulische oliestand controleren.
Hydraulische aansluitingen en schroefverbindin
-
gen controleren op dichtheid en slijtage. Eventueel
de schroefverbindingen vaster aandraaien.
Oliestand controleren
De hydraulische installatie is een gesloten systeem
met olietank, oliepomp en regelklep. Controleer re
-
gelmatig voor elke ingebruikname de smeeroliestand.
Een te lage oliestand kan de oliepomp beschadigen.
Summary of Contents for 5905412902
Page 4: ...4 L K Fig 6 Fig 8 1 Fig 8 2 Fig 8 3 Fig 5 I H 14 Fig 4 Fig 7 K...
Page 5: ...5 Fig 10 6 16 Fig 9 N 5 Fig 13 Fig 12 Fig 11...
Page 89: ...89...
Page 150: ...150...