FSP
II/21
NL
L
• Bescherm uzelf, andere personen, dieren,
objecten en uw omgeving door de noodza-
kelijke beschermende maatregelen te ne-
men en instructie te geven over de
apparaten en voorzorgsmaatregelen, ten-
einde gezondheisschade, materiële scha-
de. waardeschade, schade aan het milieu
of ongevallen te vermijden.
• Uitgerust, geconcentreerd, vakkundig ge-
bruik garanderen.
• Reparaties mogen alleen door Schneider
Druckluft GmbH of diens toegelaten ser-
vicepartners worden uitgevoerd.
•
Verboden:
manipulaties; oneigenlijk ge-
bruik; noodreparaties; andere energie-
bronnen; veiligheidsinrichtingen
vewijderen of beschadigen; gebruiken bij
lekken of bedrijfsstoringen; geen originele
onderdelen; opgegeven toelaatbare werk-
druk (max. + 10%) overschrijden; werken
zonder beschermende uitrusting; apparaat
onder druk transporteren, onderhouds-
werkzaamheden, reparaties uitvoeren,
zonder toezicht laten; andere / verkeerde
smeermiddelen gebruiken; roken; open
vuur; stickers verwijderen.
•
Verboden:
het gebruik van explosie- en
vuurgevaarlijke reinigingsmiddelen; on-
juiste afvalverwerking van restmateriaal /
reinigingsmiddelen.
•
Verboden:
gebruik in het geneesmidde-
len- / levensmiddelenbereik; verkeerde
verwerkingsmiddelen; vonkvorming.
2.4 Inbedrijfname
Voor inbedrijfstelling:
1. Visuele controle uitvoeren.
2. Niet onder 5° C gebruiken.
3. Passende sproeierset gebruiken
(afbeelding 3c).
4. Aanwijzingen fabrikant voor de verfbe-
reiding in acht nemen.
5. Verfreservoir met materiaal vullen (zie
ook gebruiksaanwijzing deel 1).
Persluchtaansluiting:
1. Filterdrukvermindering voorschakelen.
2. Snelkoppeling van de persluchtslang op
de steeknippel (pos. 01) drukken
(afbeelding 1a).
3. Een koeldroger, voor-, fijn- en eventueel
een actief koolstoffilter gebruiken.
Werking:
1. Werkdrukinstelling bij filterdrukvermin-
dering uitvoeren.
2. Aftaphendel (pos. 02) indrukken.
3. Bij gebruik van een materiaaldrukvat de
materiaal- / luchtdrukinstelling en de ge-
bruiksaanwijzing deel 1 (Technische ge-
gevens) in acht nemen.
4. Dezelfde afstand tot het te bespuiten ob-
ject aanhouden, ca. 15-25 cm.
5. Niet heen en weer bewegen, parallel aan
het te bespuiten object spuiten.
Instellingen:
1. Rondstraalinstelling (indien aanwezig):
regeling rond-/breedstraal (pos. 04) ge-
sloten (afbeelding 2a).
2. Breedstraalinstelling (indien aanwezig):
regeling rond-/breedstraal (pos. 04)
naar links draaien. Straalbreedte kan
traploos ingesteld worden
(afbeelding 2a).
3. Breedstraalinstelling (indien aanwezig):
luchtkap (pos. 11) draaien, om horizon-
tale of verticale straal in te stellen
(afbeelding 2b).
L
Bij verfspuitpistolen met sleufsproeier
vervalt deze instelling.
WAARSCHUWING
Elektrostatische oplading mogelijk!
X
Antistatische persluchtslang gebruiken!
X
Persluchtslang aarden!
VOORZICHTIG
Risico van struikelen!
Persluchtslangen die over de bodem
geleid worden.
X
Voorkomen resp. in acht nemen.
AANWIJZING
Bij gebruik van
materiaaldrukvaten
X
Ook de drukvat-gebruiksaanwijzing in
acht nemen!