2.5. Brandgevaar
BRANDGEVAAR
Laat het aggregaat nooit werken in de nabijheid van explosieve stoffen (risico van vonken).
Verwijder alle ontvlambare of explosieve stoffen (benzine, olie, doeken etc.)
tijdens de
werking van het stroomaggregaat. Dek het aggregaat nooit af met welk materiaal dan ook
terwijl het in werking is of onmiddellijk nadat het is uitgeschakeld: wacht altijd totdat de
motor is afgekoeld (minimaal 30 min).
GEVAAR
2.6. Risico van brandwonden
Raak de motor noch de uitlaatdemper nooit aan terwijl het aggregaat in werking is of onmiddellijk na een
stilstand. Wacht tot de motor koud is voordat u er aan gaat werken (minimum 30 minuten).
LET OP
Hete olie veroorzaakt brandwonden, vermijd contact met de huid. Alvorens aan het systeem te werken, moet u zich ervan vergewissen
dat het niet meer onder druk staat. Start de motor nooit of laat deze nooit draaien zonder de olievuldop (risico van oliespatten).
2.7. Instructies voor de bescherming van het milieu
Vang de motorolie bij het aftappen op in een daartoe voorziene verzamelbak: laat de olie nooit op de grond vloeien.
Voorkom, voor zover mogelijk, dat geluiden tegen muren of andere bouwsels weerkaatsen (versterking van het volume).
Als het aggregaat gebruikt wordt op plaatsen met bomen of struikgewas of op begroeid terrein, en als de uitlaatdemper geen
vonkenvanger heeft, verwijder dan de begroeiingen over een voldoende brede zone en let goed op dat vonken geen brand kunnen
veroorzaken. Als het stroomaggregaat niet langer wordt gebruikt (levenseinde van het product), breng het dan naar een inzamelpunt
voor afval.
3. Ingebruikname van het stroomaggregaat
3.1. Verklaring van de illustraties
De illustraties van de omslag tonen de verschillende onderdelen van het stroomaggregaat. De procedures van de handleiding
verwijzen naar deze merktekens met behulp van letters en cijfers: (A - 1) verwijst bijvoorbeeld naar het verwijsnummer 1 van figuur A.
A
1
Klem voor de aarding
10
Contactschakelaar van de motor
19
Bougie
2
Olievuldop
11
Omschakelaar zuinige werking
(haas-schildpad)
20
Accu
3
Olieaftapschroef
12
Handgreep van de trekstarter
21
Draagband van de accu
4
Brandstofpeilindicator
13
Stopcontacten (wisselstroom)
22
Grendelhendel van de wielen
5
Brandstofvuldop
14
Onderbrekerschakelaar van het 12
V stopcontact
23
Controleluik
6
Brandstofkraan
15
12 V stopcontact (gelijkstroom)
24
Schroef van het controleluik
7
Zeeffilter
16
Controlelamp van de werking
25
Moeren van de achterste kap
8
Luchtfilter
17
Controlelamp van de oliebeveiliging
26
Achterste kap
9
Choke
18
Controlelamp overbelasting
27
Moeren
van
het
accucompartiment
B
1
Olievuldop
E
1
Schroef van het toegangsdeksel van de bougie
2
Olieaftapschroef
2
Toegangsdeksel van de bougie
3
Oliepeil correct
3
Bougiekap
4
O-ring
4
Bougie
5
Afdichtring van de olieaftapschroef
6
Kapje van de olieaftapschroef
F
1
Moeren van het deksel van de uitlaatdemper
7
Olieaftapplug
2
Deksel van de uitlaatdemper
3
Schroef van het rooster van de uitlaatdemper
C
1
Zeeffilter
4
Rooster van de uitlaatdemper
2
Brandstofaftapslang
5
Vonkenvanger
3
Brandstofaftapschroef
6
Uitlaatdemper
D
1
Bevestigingen van het luchtfilter
2
Deksel van het luchtfilter
3
Filterelement
4
Steun van het filterelement
3.2. Eerste ingebruikname
Controleer bij ontvangst van het aggregaat of het materiaal zich in goede staat bevindt en of alle elementen van de bestelling aanwezig
zijn. Als het stroomaggregaat voorzien is van een transportbeugel onder de motor, verwijder deze dan. Vul olie bij, en sluit de accu aan
(indien aanwezig). Verwissel bij het aansluiten nooit de positieve en negatieve klemmen van de accu (indien aanwezig): door het
verwisselen kan de elektrische apparatuur ernstig beschadigen. Sommige stroomaggregaten hebben een inloopperiode nodig, neem
contact op met de dichtstbijzijnde vertegenwoordiger voor meer inlichtingen.