DEUTSCH / ENGLISH / FRANÇAIS / ESPA
Ň
OL / ITALIANO / SVENSKA /
Č
ESKY /
ПО
РУССКИ
/ NEDERLANDS
Bij het monteren van de overbrengingsstukken dient
u rekening te houden met de desbetreffende manier van
uitbalancering!
Uitbalancering met een halve spie
Storingen van een stille loop kunnen ontstaan bij de
overbrengingsstukken met een verhouding tussen de
naaflengte (1) en de lengte van het eind van de as
(1m)
van <
0,8 bij een toerental van > 1500 omw/min (zie afb. 8). In dat
geval moet uitbalancering plaatsvinden, b.v. verwijder een
deel van de spie (TP) die boven de omlijning van de as
uitsteekt.
WAARSCHUWING
U dient zich aan de algemene
veiligheidsvoorschriften te houden voor uw bescherming
tegen het aanraken van overbrengingsstukken. Indien de
motor in werking gesteld word zonder een
overbrengingsstuk, dan moet de spie tegen het
uitspringen beveiligd worden.
2.4 Aansluiting
De netspanning en frequentie moet met de gegevens op het
typeplaatje overeenkomen. Een afwijking van ±5% voor de
netspanning of frequentie
(een afwijking van ±3% voor de
frequentie voor de 1ME6 motoren)
is toegestaan zonder dat
het vermogen afneemt. Sluit de verbindingen aan en verdeel
ze volgens het elektrische schema dat zich in de klemmenkast
bevindt. Sluit de beschermdraad aan op de klem .
In
geval van de aansluitklemmen met U-beugels (b.v.
volgens DIN 46282) moeten de draden op zo een
manier
verdeeld worden dat de aangesloten draad dezelfde
hoogte aan beide zijden van de beugel hebben. Dat
betekent dat bij deze manier van aansluiting elke draad in
U-vorm moet worden gebogen of moet worden
aangesloten met behulp van een kabelschoen (zie
afb.3.1). Hetzelfde geldt voor het aansluiten van de
beschermdraad en aarddraad (zie afb. 3.2) - groengeel.
Het draaimoment voor schroefverbindingen van de elektrische
aansluitingen - aansluiting van klemborden (met uitzondering
van aansluitstrippen) - zie afb. 4.
2.5
Controle van de isolatieweerstand
Voordat de motor voor de eerste keer in werking wordt gesteld
of na langere opslag of buiten werk stelling (na circa 6
maanden) moet de isolatieweerstand van de wikkeling
gecontroleerd worden.
Tijdens en direct na het
meten zijn de klemmen
gedeeltelijk onder
gevaarlijke spanning. Daarom is het verboden om de
klemmen aan te raken!
Isolatieweerstand:
De minimum isolatieweerstand van een nieuwe, schoon ge-
maakte of gerepareerde wikkeling ten opzichte van het frame
is 10 MOhm.
Bereken eerst de kritische isolatieweerstand (R.) door het ver-
menigvuldige van de nominale spanning (U,), b.v. AC 0,69 kV,
met de constante (0,5 MOhm/kV) volgens de formule
R
krit
= 0,69 kV x 0,5 MOhm/kV = 0,345 MOhm
Meting
De minimum isolatieweerstand
van de wikkeling ten
opzichte van het frame wordt gemeten met behulp van een
gelijkstroomspanning van 500 V bij een temperatuur van de
wikkeling van 25°C ±15°C.
De kritische isolatieweerstand
moet gemeten worden met
behulp van een gelijkstroomspanning van 500 V bij de
bedrijfstemperatuur van de wikkeling.
Controle
Indien een minimum isolatieweerstand van de wikkeling ten
opzichte van het frame van 10 MOhm wordt voor een nieuwe,
schoongemaakte of gerepareerde motor gemeten na een
langere periode van opslag of buiten werk stelling, dan kan
het door vochtigheid veroorzaakt worden. Maak de wikkeling
eerst goed droog.
Na een langere periode van werking kan de minimum
isolatieweerstand
dalen tot de
kritische isolatieweerstand.
Indien de gemeten waarde niet onder de berekende
kritische
isolatieweerstand
daalt, dan mag de motor verder gebruikt
worden. Indien de gemeten waarde onder de berekende
kritische isolatieweerstand
daalt, moet de motor
onmiddellijk gestopt worden.
In dat geval moet de oorzaak vastgesteld worden. Laat de
wikkeling of de onderdelen ervan repareren, schoonmaken of
goed drogen.
2.6 Inwerkstelling
NOTITIE:
In geval van zeer ongelijkmatig draaimoment (b.v.
bij de aandrijving van een zuigercompressor) is de
gedwongen
motorstroom niet sinusvormig. Hogere harmonische stromen
kunnen ongeoorloofde invloed op het elektrische net hebben
een te hoge elektromagnetische storing veroorzaken.
Indien een converter voor het voeden gebruikt wordt, dan kan
de hoogfrequente stroom en spanning een storing in
voedingsdraden van de motor veroorzaken. Daarom is het
aan te bevelen om afgeschermde voedingskabels te
gebruiken.
Voordat de motor in werk gesteld wordt, dient men te
controleren of:
- de waarde van de minimum isolatieweerstand is
gehandhaafd;
- de rotor vrij kan worden gedraaid;
- de motor op de juiste manier is gemonteerd en
genivelleerd;
- de overbrengingsstukken op de juiste manier zijn geplaatst
(b.v. spanning van de riem bij riemaandrijving) en geschikt
zijn voor bepaalde gebruiksomstandigheden;
- alle elektrische aansluitingen, bevestigingsbouten en
verbind- verbindingsstukken volgens voorschriften zijn
aangesloten en aange- draaid;
WAARSCHUWING
- de beschermdraad goed is aangesloten;
- eventuele accessoires (zoals een rem, tachogenerator of
vreemde ventilator) functioneel zijn;
- veiligheidsmaatregelen zijn genomen om te voorkomen dat
bewegende delen en onderdelen onder spanning komen te
staan, en worden aangeraakt
- het maximum toegestane toerental (n
max
) (zie het
typeplaatje) niet wordt overschreden.
NOTITIE:
Het maximum toegestane toerental (n
max
) betekent
de hoogste, voor korte tijd toegestane omwentelingen onder
werkomstandigheden. Men moet echter niet vergeten dat het
geluidniveau en trillingen van de motor daardoor verhoogd
an de lagers verkort wordt.
Nadat de motor gemonteer
worden en dat de levensduur v
d
is, moet de juiste functie
van de rem gecontroleerd worden (indien ge
ď
nstalleerd)!
WAARSCHUWING
Edition N14-0903
Bestell-Nr. / Order No. 35037000000057
© Siemens AG 2000 All Rights Reserved
DEUTSCH/ENGLISH/FRANCAIS/ESPANNOL/ITALIANO/SVENSKA/
Č
ESKY/
ПО
РУССКИ
/NEDERLANDS
Siemens AG
27