het starten van de ketel problemen,
zoals vorming van roet, condensatie,
afzettingen opleveren.
De schoorsteen moet beantwoorden
aan de onderstaande vereisten.
Hij dient in het bijzonder:
– van luchtdicht mat eriaal t e zijn
gemaakt en bestand te zijn tegen de
temperatuur van rook en condens;
– voldoende mechanische weer-
stand te kunnen bieden en een
gering warmtegeleidingsvermogen
te hebben;
– volledig dicht te zijn om te voorko-
men dat het rookkanaal afkoelt;
– zo veel mogelijk verticaal geplaatst
te zijn en aan het uiteinde dient een
statische aspirator te zijn voorzien
die voor een efficiënte en constante
afvoer van de verbrandingsproduc-
ten zorgt;
– teneinde te voorkomen dat de wind
r o n d h e t r o o kga t d r u k z o n e s
veroorzaakt die groter zijn dan de
opwaartse druk van de verbran-
dingsgassen is het noodzakelijk dat
de opening van het afvoerkanaal
ten minste 0,4 m uitsteekt boven
enige andere installatie die minder
dan 8 m van de schoorsteen is
verwijderd (met inbegrip van de
top van het dak);
– de diameter van het rookkanaal
dient niet kleiner te zijn dan die van
de ketelaansluiting; voor rookkana-
len met een vierkante of rechthoeki-
ge doorsnede dient de inwendige
doorsnede met 10% te worden ver-
groot vergeleken bij de doorsnede
van de ketelaansluiting;
– de nuttige sectie van de schouw
moet voldoen aan de volgende for-
mule:
S
gemiddeld resultaat in cm
2
K
verminderingscoëfficient:
– 0,045 voor hout
– 0,030 voor kolen
– 0,024 voor stookolie
– 0,016 voor gas
P
vermogen van de vuurhaard in
de ketel en kcal/h
H hoogt e v an de schouw in
meters, gemeten vanaf de as
van de vlam tot aan de uitgang
van de schouw in de atmosfeer,
verminderd met:
– 0,50 m voor iedere elleboog
tussen ketel en schouw
– 1,00 m voor iedere meter bui-
slengt e tussen ke t el en
schouw.
2.5
MONTAGE VAN HET
KETELLICHAAM
Het ketellichaam wordt standaard geas-
sembleerd afgeleverd; indien er proble-
men zijn bij het installeren in de verbran-
dingsruimte dan kunnen bepaalde onder-
delen los geleverd worden. Om in dat
geval de onderdelen te assembleren
moeten de volgende aanwijzingen in acht
genomen worden:
– bereid de elementen voor door de zit-
tingen van de konische nippels met
een verdunningsmiddel schoon te
maken;
– doe de pleisterkalkstreng (fig. 5) in
de gleuf voor de rookgasafdichting
en oefen er een lichte druk op uit;
– maak een tussenstuk klaar en doe de
konische nippels erin (fig. 6) nadat u
deze met gekookte lijnolie gesmeerd
heeft;
– maak het kopstuk klaar en volg daar-
bij dezelfde aanwijzingen en breng
deze in de buurt van het tussenstuk
aan. Voeg telkens één element tege-
lijk toe;
– assembleer de element en me t
behulp van een speciale uitrusting
die uit een set trekstangen bestaat
die met de betreffende toebehoren
art. 6050900 samengebouwd zijn
(fig. 7), oefen gelijktijdig druk zowel
op de bovenste als op de onderste
naaf uit. Als tijdens deze handelingen
de beide elementen niet gelijkmatig
en evenwijdig aan elkaar naar voren
gaan, moet u de beitel tussen het
meest strak aangedraaide gedeelte
doen en forceren zodat de beide
onderdelen die verbonden moeten
worden evenwijdig aan elkaar zijn.
Als de buitenste randen van de ele-
ment en me t elk aar in cont act
komen dan betekent dat dat de ver-
binding op de juis t e manier t ot
stand gekomen is;
– doe de pleisterkalkstreng in de
gleuf van het zojuist geassembleer-
de element en verbind de andere
elementen totdat het ketellichaam
voltooid is.
OPMERKING: Alvorens de installatie
aan te sluiten moet het gietijzeren
lichaam op een druk van 7,5 bar gete-
st worden.
48
P
S
= K
√
H
Fig. 6
Fig. 5
Fig. 7
LEGENDE
1
Stift
2
Flens ø 35/87
3
Dubbele kegel
4
Trekstang L. 900 + Trekstang L. 980
5
Flens ø 50/87
6
Kort stuk
7
Druklager
8
Moer
9
Aandraaisleutel