2899
8
NL
NAAR RECHTS DRAAIEN: (+ teken)
Om de hoeveelheid in de verbrandingskamer
gevoerde lucht te vergroten en zijn druk te verla-
gen. De CO
2
vermindert en de vlamaanhaking aan
de vlamhaker verbetert.
(Aangeraden regeling voor
ontstekingen bij lage temperaturen).
NAAR LINKS DRAAIEN: (- teken)
Om de hoeveelheid in de verbrandingskamer ge-
voerde lucht te verkleinen en zijn druk te verhogen.
De CO
2
verbetert en de vlamaanhaking vermindert.
(Afngeraden regeling voor ontstekingen bij lage
temperaturen).
Verplaats in geen geval de regeling van de kop ver-
der dan het in de tabel vermelde streepje. Eén
streepje komt overeen met drie omwentelingen van
de stang. Door de opening (3) in het uiteinde wordt
het tellen van de omwentelingen vergemakkelijkt.
4.6
REGELING RECIRCULATIELEIDING,
(zie fig. 17)
De brander verlaat de fabriek met de recirculatielei-
ding in Stand 2.
Indien nodig, kunt u, om de verbranding te optimali-
seren, de vlampijp plaatsen naar de geometrie van de verbrandingskamer volgens de tabel.
Het is van belang dat er altijd een voldoende grote verbrandingskamer is voor de recirculatie van de rook-
gassen (let op de dikte van de keteldeur). Gewoonlijk neemt de stabiliteit van de verbranding toe als de
doorsnede van de rookgasrecirculatie (RF) afneemt maar dan nemen ook de NOx emissies toe.
4.7
POMPDRUK
12 bar: De pomp verlaat de fabriek afgesteld op deze waarde.
4.8
REGELING VAN DE LUCHTKLEP,
(zie fig. 18)
De beweegbare luchtklep (A), die door de vijzel (B) bediend
wordt, opent de luchttoevoer volledig.
Nadat de schroeven (D) werden losgedraaid kan men met de
vaste luchtklep (C) het luchtdebiet regelen. Als alles eenmaal
optimaal geregeld is, de schroeven (D) helemaal aandraaien
opdat de beweegbare luchtklep (A) vrij kan bewegen.
De regelingen die in de tabel zijn weergegeven zijn van toe-
passing op een brander met gemonteerde branderkap en met
een onderdruk in de verbrandingskamer nul. Ze zijn louter indi-
catief. Elke installatie heeft haar eigen werkingsvoorwaarden
die men niet op voorhand kan bepalen: het effectief debiet van
de verstuiver, druk of onderdruk in de verbrandingskamer,
teveel lucht enz.
Al die voorwaarden kunnen een andere regeling van de
luchtklep vereisen.
Houd er rekening mee dat de aangeblazen lucht van de ventilator verschilt naar gelang de kap van de
brander al dan niet gemonteerd is.
Men moet dus als volgt te werk gaan:
➤
De luchtklep regelen zoals in de tabel op blz. 6 is aangegeven.
➤
De kap monteren.
➤
De Bacharach en de CO2 controleren.
➤
Indien het nodig is het luchtdebiet te veranderen, de schroef van de kap losdraaien, de kap wegnemen, de
luchtklep regelen, opnieuw de kap monteren en de Bacharach opnieuw controleren.
E
Stand
1
2
3
417T
178
196
213
418T
234
243
252
D4499
Stand
RF
Fig. 17
3
2
1
E
D
C
D5555
D
A
B
Fig. 18