48
48
Het verankeringspunt moet zo verticaal mogelijk boven de
werkplaats liggen. Indien het verankeringspunt zich onder de
werkplek bevindt, bestaat het gevaar dat de persoon bij een val op
lager gelegen onderdelen valt. Indien het verankeringspunt zich
aan de zijkant bevindt, bestaat het gevaar dat de persoon tegen
zijdelingse onderdelen slaat. Om een slingerval te voorkomen,
moeten het werkgebied resp. zijdelingse bewegingen ten opzichte
van de middenas aan beide kanten vanaf max. 1,5 m te worden
beperkt. In andere gevallen mogen geen enkelvoudig
verankeringspunten, maar moeten bijv. aanslagvoorzieningen type
C / klasse C (alleen indien toegestaan voor gezamenlijk gebruik) of
type D / klasse D conform EN 795 worden gebruikt. Het apparaat
moet hierbij vrij in het verankeringspunt op en neer kunnen
bewegen. Is dit niet mogelijk of zijn er grotere afbuigingen nodig,
dan dienen er geen afzonderlijke verankeringspunten gebruikt te
worden, maar een systeem conform bijvoorbeeld EN 795 klasse D
(rail) of C (lijn) (afb. 3.7).
Let op losse uiteinden van dragers / niet in de omsnoering
gebruiken / draagmiddelen niet knopen / karabijnhaken altijd
correct sluiten. Veiligheidskarabijnhaken en/of
verbindingselementen moeten altijd tegen dwars- en knikbelasting
worden beschermd. 11
Het hoogtezekeringsapparaat mag alleen overeenkomstig de
voorschriften en bijvoorbeeld niet als draagriem worden gebruikt,
d.w.z. houd u niet aan het hoogtezekeringsapparaat vast en trek u
er niet aan omhoog (afb. 3.8 – 3.14). Boven stortgoed of
vergelijkbare stoffen waarin u kunt wegzakken, mogen
hoogtezekeringsapparaten niet voor de beveiliging van personen
worden gebruikt (afb. 3.15).
4.) Verticale toepassing
Het verankeringspunt moet zich zo loodrecht mogelijk boven de
persoon bevinden om een slingerval te minimaliseren. De
benodigde binnenwerkse hoogte onder het sta-oppervlak wordt
berekend op basis van de afzonderlijke factoren van het systeem
(zie afbeelding 4.1): remweg hoogtezekeringsapparaat (Δl) +
veiligheidsafstand (1m) + evt. rekking van de verankeringssysteem
(zie gebruiksaanwijzing opvanggordel van fabrikant) = H
li
min
5.) Horizontale toepassing
Het hoogtezekeringsapparaat werd tevens met succes getest voor
een horizontale toepassing en een hiervoor gesimuleerde val over
de rand. Hierbij werd voor hoogtezekeringsapparaten met een
verbindingsmiddel van draadkabel en voor
hoogtezekeringsapparaten met een verbindingsmiddel van
gordelband een randradius r = 0,5 mm gebruikt (afb. 2.2). Op grond
van deze test is het hoogtezekeringsapparaat geschikt voor
soortgelijke randen zoals gewalste staalprofielen, houten balken of
een beklede, afgeronde balustrade. Ongeacht deze test moet bij
een horizontale of schuine toepassing waar een risico op een val
over de rand bestaat, rekening worden gehouden met het volgende: