82
NE
D
ER
LA
ND
S
4.3.4
Afkortingen
Afkorting
Beschrijving
A
Stroomsterkte in ampère
AC
Wisselspanning
DC
Gelijkspanning
Derating
Vermogensreductie
DHCP
Via DHCP wordt het apparaat automatisch opgenomen in een
bestaand netwerk (Engels: Dynamic Host Configuration Protocol)
ENS
Interne netbewaking van omvormer (Duits: "Einrichtung zur
Netzüberwachung mit zugeordneten Schaltorganen").
FE
Foutstroom
l
Stroomsterkte
l
k
Kortsluitstroom
I
mpp
Stroom bij maximum power point
kVA
Kilovoltampere
kW
Kilowatt
kWh
Kilowattuur
m
Meter
m
2
Vierkante meter
MPP
Werkpunt met hoogste vermogensopbrengst (Engels: maximum
power point)
MPP-Tracker
Regelt het vermogen van de aangesloten modulestrangen op het MPP
Nm
Newtonmeter
P
Elektrisch vermogen
Pa
Pascal
PV
Photo Voltaïc (fotovoltaïsch)
SELV, TBTS,
MBTS
Veiligheidslaagspanning (EN: Safety Extra Low Voltage; FR: Très
Basse Tension de Sécurité; ES: Muy Baja Tensión de Seguridad)
SF
Solar Frontier
STC
Standaard testcondities
U
Spanning
U
L
Open spanning
U
mpp
Spanning bij maximum power point
U
PV
Bij DC-aansluiting aanwezige spanning van generator (fotovolta-
ische spanning)
V
Volt
W/m
2
Watt per vierkante meter
η
Rendement
5. Installeren
Voor een veilige montage moeten alle relevante nationale en lokale wet-
ten, voorschriften en richtlijnen, vooral voor ongevallenpreventie, evenals
alle technische normen worden opgevolgd.
5.1 Montagesysteem / onderconstructie
De PowerSets worden standaard geleverd zonder montagesysteem. Bij Solar Fron-
tier kan een geschikt montagesysteem als apart toebehoren verkregen worden.
Meer informatie hierover vindt u op www.solar-frontier.eu. Doorgaans zijn alle
in de handel verkrijgbare montagesystemen geschikt die een montage volgens
de specificaties in 5.2.3. waarborgen. Uw installateur zal een geschikte oplossing
kunnen voorstellen.
5.2 Mechanisch installeren fotovoltaïsche module
Solar Frontier SF170-S
5.2.1
Opname op de montagelocatie
•
Controleer of door de lokale omstandigheden de maximale sneeuw- en
windbelastingen de gespecificeerde belastingsgrenzen van de SF-modules
niet overschrijden.
•
Installeer de SF-modules niet op gebruikslocaties waar ze worden blootgesteld
aan oliedampen of corrosieve gassen.
•
Vervuiling van de modules door zand, stof etc. moet worden vermeden, omdat
hierdoor de energieopbrengst kan dalen.
•
Stel de SF-modules niet bloot aan zwavelhoudende atmosferen.
•
Installeer de SF-modules niet op locaties waar ontvlambare gassen stromen of
zich kunnen verzamelen, omdat er vonkvorming kan ontstaan.
•
Installeer de SF-modules niet in de buurt van vuur.
•
Vermijd het installeren van de SF-modules op locaties die permanent in de
schaduw liggen, omdat het vermogen hierdoor nadelig kan worden beïnvloed.
•
Installeer SF-modules niet op gebruikslocaties met temperaturen boven het in
de productspecificatie vermelde, toelaatbare temperatuurbereik.
5.2.2
Bedieningsinstructies
•
Demonteer SF-modules niet in onderdelen en bouw ze niet om, omdat hier-
door stroomstoten, brand of andere ongevallen kunnen ontstaan. Solar Fron-
tier is niet aansprakelijk voor verliezen of schade die door het ontoelaatbaar
demonteren in onderdelen, modificeren of misbruik van de modules ontstaan.
•
Boor geen extra gaten in het aluminium frame. Alleen de aanwezige boringen
mogen worden gebruikt.
•
Vermijd mechanische spanningen bij de modules, kabels of aansluitdozen.
(Voor de modulekabels worden een buigradius van minimaal 39 mm aanbe-
volen).
•
Ga nooit op de SF-modules staan en stap er nooit op. U kunt hierbij letsel
oplopen en de module beschadigen.
•
Laat de SF-modules niet vallen. Voorkom ook dat er andere voorwerpen op val-
len. Beide zijden van de module (voor- en achterkantafdekking) zijn breekbaar.
•
Draag de module niet aan de aansluitdoos of kabels. Aansluitdoos en aan-
sluitkabels kunnen hierbij beschadigen en gevolgschade evenals gevaren
veroorzaken.
•
Zorg dat er geen krassen komen op de achterafdekking en de kabels van de
SF-modules. Wrijving of krassen kunnen stroomstoten, lekstromen of ongeval-
len veroorzaken.
•
Maak geen krassen op de isolerende coating van het frame (behalve op de
locatie voor de aardaansluiting), om de stabiliteit van het frame niet nadelig te
beïnvloeden en geen corrosie te veroorzaken.
•
Laat de waterdrainagegaten vrij, om mechanische spanningen door vorst te
voorkomen.
•
Sluit de aansluitdoos niet af met lijm. Gebruik ook geen afdichtkit bij het plaat-
sen van het deksel op de aansluitdoos.
5.2.3
Aanwijzingen voor de montage
Veiligheidsaanwijzingen voor montagesteunen
• Let bij het kiezen van het materiaal van de montagesteunen op de elektroche-
mische spanningsreeks, zodat galvanische corrosie wordt voorkomen.
• Haal de bevestigingsbouten stevig aan. Bij een te losse montage zouden de
PV-modules kunnen vallen en ongevallen kunnen veroorzaken.
• Controleer of de SF-modules veilig met de onderconstructie zijn verbonden.
De onderconstructie moet zijn gemaakt van houdbaar, niet corroderend en
UV-bestendig materiaal. Gelieve de nationaal geldende voorschriften te volgen.
• Controleer of de combinatie van modules en onderconstructie volgens de
lokaal gedefinieerde wind- en sneeuwbelastingen zijn ontworpen. Solar
Frontier accepteert geen verantwoordelijkheid voor moduleschade, die wordt
veroorzaakt door gebrekkige stabiliteit van de onderconstructie. Gelieve voor
de betreffende onderconstructie contact op te nemen met de fabrikant.
Algemene aanwijzingen voor PV-modules
• Voor een maximale stroomopbrengst is de typische uitrichting van PV-modu-
les op het noordelijk halfrond naar het zuiden en op het zuidelijk halfrond naar
het noorden aan te bevelen.
• De modules kunnen zowel liggend (horizontaal) als staand (verticaal) worden
geïnstalleerd.
• Zorg voor een afstand van 100 mm tussen de SF-modules en het dak, om
ventilatie en koeling van de modules mogelijk te maken en condenserend
vocht af te voeren.
Montage met klemmen
Er moeten minimaal vier corrosiebestendige klemmen worden gebruikt, om de
SF-modules veilig te bevestigen aan de montagesteunen. De klemmen moeten
door minimaal 20 mm lange RVS M8 bouten op de aangegeven klemgedeelten
(256 mm +/- 75 mm vanaf de hoeken van de lange zijde van de module verwij-
derd) aan de lange zijde van het frame worden vastgezet.
Alle klemmen moeten minimaal 30 mm lang zijn en 3 mm dik en minimaal 8 mm
overlappen met het moduleframe.
Klemmen mogen het voorglas niet bedekken of het moduleframe verbuigen.
Neem voor meer informatie contact op met de fabrikant van de klemmen.
Maximale belasting: 2.400 Pa aan de voor- en achterkant van de module