NEDERLANDS
9
Om ongewenst sproeien te voorkomen, kan het
handventiel in ruststand worden geblokkeerd met
de rode klem.
Daartoe spreidt u de bedieningshefboom lichtjes
zijwaarts (a) en zet u de klem vast (b).
4.2 Rest van sproeimiddel /
sproeien beëindigen
Zodra er tijdens het sproeien met de drukspuit ook
lucht uit de sproeidop komt (er ontstaat een
nevelsliert), dient u de sproeien onmiddellijk
beëindigen. In de sproeimiddelreservoir zit dan nog
minder dan 200 ml sproeimiddel. Als u niet verder
met sproeimiddel wil bijvullen en wil stoppen, moet
u het restant opvangen en u er op basis van de
geldende wet- en regelgeving van ontdoen. Houd u
aan de voorschriften van de sproeimiddel fabrikant.
Op het einde van het werk maak het apparaat
overeenkomstig paragraaf 5.3 klaar om het op te
bergen; reinig het gezicht en de handen grondig
met zeep en zuiver water, doe de werkkledij uit en
was ze regelmatig.
5 Onderhoud, reinigen en opbergen
5.1 Dekseldichting
insmeren
Als het deksel van het reservoir moeilijk sluit of
opengaat, dient u de rubberen dichtingsring te
bevochtigen met siliconenvet.
5.2 Manchet en zuiger insmeren
Na de demontage van de pompinrichting of als een
nieuwe zuigermanchet wordt gebruikt, moeten de
manchet en de zuiger met een waterbestendig
smeervet worden behandeld.
5.3 Sproeimiddelreservoir leegmaken en alle
onderdelen reinigen die met de
sproeimiddel in aanraking zijn gekomen
Maak het sproeimiddelreservoir, alle onderdelen
die met de sproeimiddel in aanraking zijn gekomen
en de vulzeef dagelijks na het gebruik leeg en
spoel het goed door met zuiver water.
Resten van sproeimiddel kunnen corrosie en dus
beschadiging van het apparaat veroorzaken.
Schenk speciaal aandacht aan slijtageonderdelen,
zoals sproeidoppen, filters en dichtingen.
Hou rekening met de reinigingsinstructies in de
gebruiksaanwijzing bij het sproeimiddel.
Nooit agressieve, zuur- en oplosmiddelhoudende
reinigingsmiddelen (b.v. benzine) gebruiken.
Na het reinigen laat u het sproeimiddelreservoir in
geopende toestand drogen.
Sproeidoppen en vulzeef reinigen:
Hou de sproeilans in het sproeimiddelreservoir
of in een geschikt opvangreservoir voor sproei-
middel en bedien het handventiel totdat er geen
vloeistof wordt gepompt om het apparaat drukvrij
te maken.
Sproeidopopzetstuk met zuiver water afspoelen.
Sproeidopopzetstuk uit elkaar schroeven.
Reinig de afdichtingen, de sproeidop en de
vulzeef met zuiver water en een zachte borstel.
Blaas de sproeidop nooit door met de mond!
Sproeidoppen niet met harde voorwerpen
reinigen!
Afzonderlijke onderdelen van het sproeidop-
opzetstuk opnieuw samen schroeven (Fig. 2).
5.4 Stilleggen
en
opbergen
Bereid het apparaat overeenkomstig paragraaf 5.3
voor om het op te bergen.
Bewaar het apparaat op een droge, vorstvrije en
veilige plaats bij een omgevingstemperatuur van
max. 35 °C en beschermd tegen directe
zonnestralen.
Er mogen geen open vuren of dergelijke in de
omgeving voorkomen.
Onbevoegd gebruik – met name door kinderen –
moet worden vermeden.
Fig. 12
Fig. 13