19
NL
EQ10 PRESET
Selecteert een equalizercurve uit
10 equalizercurves of uit: [R AND B], [ROCK],
[POP], [DANCE], [HIP-HOP], [ELECTRONICA],
[JAZZ], [SOUL], [COUNTRY], [CUSTOM], [OFF].
Voor iedere bron kan de equalizercurve in het
geheugen worden opgeslagen.
EQ10 SETTING
Hiermee kunt u [CUSTOM] instellen voor EQ10.
BASE
Selecteert een voorgeprogrammeerde
equalizercurve als basis voor verdere
aanpassing: [BAND1] 32 Hz, [BAND2] 63 Hz,
[BAND3] 125 Hz, [BAND4] 250 Hz, [BAND5]
500 Hz, [BAND6] 1 kHz, [BAND7] 2 kHz, [BAND8]
4 kHz, [BAND9] 8 kHz, [BAND10] 16 kHz.
Het volume kan worden aangepast in stappen
van 1 dB, van –6 dB tot +6 dB.
POSITION
(luisterpositie)
SET F/R POS
(positie voor/achter instellen)
Simuleert een natuurlijk geluidsveld door het
uitsturen van het geluid uit de luidspreker voor/
achter te vertragen en aan te passen aan uw
positie.
FRONT L
(
): linksvoor
FRONT R
(
): rechtsvoor
FRONT
(
): middenvoor
ALL
(
): in het midden van uw auto
CUSTOM
: positie ingesteld door App Remote
OFF
: geen positie ingesteld
ADJ POSITION
* (positie aanpassen)
Regelt de instelling van de luisterpositie erg
nauwkeurig af.
Aanpasbaar bereik: [+3] – [CENTER] – [-3].
SET SW POS
* (subwooferpositie instellen)
NEAR
(
): dichtbij
NORMAL
(
): normaal
FAR
(
): ver
BALANCE
De geluidsbalans aanpassen: [RIGHT-15] –
[CENTER] – [LEFT-15].
FADER
Het relatieve niveau aanpassen: [FRONT-15] –
[CENTER] – [REAR-15].
DSEE
(digital sound enhancement engine)
Verbetert digitaal gecomprimeerd geluid door
hoge frequenties die verloren zijn gegaan in het
compressieproces te herstellen.
Deze instelling kan voor iedere bron (behalve de
tuner) in het geheugen worden opgeslagen.
Selecteert de DSEE-stand: [ON], [OFF].
LOUDNESS
Hoge en lage tonen versterken voor helder
geluid bij lagere volumeniveaus: [ON], [OFF].
AAV
(geavanceerd automatisch volume)
Het volumeniveau van alle weergavebronnen
aanpassen naar het optimale niveau: [ON],
[OFF].
RB ENH
(versterking lage tonen achter)
Versterking lage tonen achter laat het basgeluid
toenemen door de instelling van een
laagdoorlaatfilter op de achterluidsprekers toe
te passen. Door middel van deze functie kunnen
de achterluidsprekers werken als subwoofer als
er geen subwoofer is aangesloten. (Alleen
beschikbaar wanneer [SW DIREC] is ingesteld op
[OFF].)
RBE MODE
(stand versterking lage tonen achter)
De stand voor versterking van de lage tonen
achteraan selecteren: [1], [2], [3], [OFF].
LPF FREQ
(frequentie van laagdoorlaatfilter)
De kantelfrequentie van de subwoofer
selecteren: [50Hz], [60Hz], [80Hz], [100Hz],
[120Hz].
LPF SLOP
(steilheid laagdoorlaatfilter)
De LPF-steilheid selecteren: [1], [2], [3].
SW DIREC
(rechtstreekse subwooferverbinding)
U kunt een subwoofer zonder versterker
gebruiken door deze aan te sluiten op de
achterluidsprekerkabel. (Alleen beschikbaar
wanneer [RBE MODE] is ingesteld op [OFF].)
Sluit hiervoor een subwoofer van 4 - 8 ohm aan
op een van de achterluidsprekerkabels. Sluit in
dat geval geen luidspreker aan op de andere
achterluidsprekerkabel.
SW MODE
(subwooferstand)
De subwooferstand selecteren: [1], [2], [3], [OFF].
SW PHASE
(fase subwoofer)
De fase van de subwoofer selecteren: [NORM],
[REV].
SW POS
* (subwooferpositie)
De subwooferpositie selecteren: [NEAR],
[NORMAL], [FAR].
LPF FREQ
(frequentie van laagdoorlaatfilter)
De kantelfrequentie van de subwoofer
selecteren: [50Hz], [60Hz], [80Hz], [100Hz],
[120Hz].
LPF SLOP
(steilheid laagdoorlaatfilter)
De LPF-steilheid selecteren: [1], [2], [3].