Äō
ZH<ŝŌTVB.eB
qqqĪZ`.<é<`VHCĪHB
.CZ`<<`.
Z`HV.C&CpV+<TC
ZŒĒļêĉÖ
HĒļſ||÷
HĤùĒńńêĉÖ
De pomp slaat aan en schakelt kort daarna
weer uit. Dit proces wordt enkele keren
herhaald tot de installatie doorloopt. 's Avonds
wordt hetzelfde vastgesteld.
De zonnestralen volstaan nog niet om het volledige
buisnet te verwarmen.
Controleer nogmaals op eventuele fouten als de
zonnestraling sterk genoeg is.
Het debiet is te hoog (de pomp is te hoog
ingesteld).
Verminder de vermogenstrap van de pomp.
Het schakeltemperatuurverschil van de regelaar is
te klein ingesteld.
Verhoog het schakeltemperatuurverschil op de regelaar.
Het buisnet is niet volledig geïsoleerd.
Isoleer de buizen.
De boiler- en collectorvoeler werden omgewisseld
tijdens de aansluiting. (Het probleem doet zich voor
na de ingebruikname.)
Sluit de temperatuursensoren aan op de juiste sensor-
klemmen (zie gebruiks- en montagehandleiding van de
regeling).
De manometer toont een drukdaling.
Korte tijd na het vullen van de installatie is een
drukverlies normaal, omdat er nog lucht uit de
installatie ontsnapt. Als er zich later nogmaals een
drukdaling voordoet, kan dit worden veroorzaakt
door een luchtbel die losgekomen is. Bovendien
schommelt de druk bij normale werking afhankelijk
van de installatietemperatuur met 0,02–0,03 MPa.
Als de druk continu daalt, zit er een lek in het
zonnecircuit.
Is de automatische ontluchter vergrendeld?
Controleer de schroefkoppelingen, de pakkingbussen op
de afsluiters en de draadaansluitingen. Controleer de
soldeerpunten.
Controleer de voordruk van het expansievat en de dichtheid
van het membraan.
Fluïdverlies door openen van de veiligheidsklep,
omdat het expansievat te klein werd
gedimensioneerd, of drukloos of defect is.
Collectorschade (niet dicht) en vorstschade door te
klein vorstbeschermingsgehalte.
Controleer de grootte van het expansievat. Controleer het
vorstbeschermingsgehalte en de pH-waarde.
De pomp maakt lawaai.
Lucht in de pomp.
Ontlucht de pomp.
Onvoldoende installatiedruk.
Verhoog de installatiedruk.
De installatie maakt lawaai. Dit is normaal
tijdens de eerste dagen na het vullen. Als
dit lawaai zich later voordoet, zijn er twee
mogelijke oorzaken:
De installatiedruk is te klein. De pomp trekt lucht
aan via de ontluchter.
Ga na of het expansievat groot genoeg werd gekozen.
Controleer de voordruk van het expansievat. Verhoog de
installatiedruk.
Het pompvermogen is te hoog ingesteld.
Schakel naar een lager toerental en controleer het debiet op
de debietmeter met compensatieventiel.
De boiler koelt 's nacht af. Na het uitschakelen
van de pomp zijn de temperaturen in de
aanvoer en de retour verschillend. De
collectortemperatuur is 's nachts hoger dan de
buitentemperatuur.
De zwaartekrachtrem sluit niet.
Controleer de stand van de instelschroef. Controleer de
zwaartekrachtrem op dichtheid. Zit een spaan vastgeklemd of
zitten er vuildeeltjes in het dichtingsvlak?
Eénbuiscirculatie bij korte buisnetten met gering
drukverlies.
Wijzig de plaatsing van de kabel. Sluit de
zonnewarmtewisselaar niet direct aan, maar trek de
toevoerleidingen eerst U-vormig omlaag. De sifon
ondersteunt de zwaartekrachtrem. Monteer eventueel
een twee-weg-ventiel dat tegelijk met de pomp wordt
geschakeld.
De naverwarming werkt niet. De ketel draait
gedurende korte tijd, gaat uit en slaat weer
aan. Dit proces blijft zich herhalen tot de boiler
zijn ingestelde temperatuur heeft bereikt.
Er zit lucht in de naverwarming-warmtewisselaar.
Ontlucht de naverwarming-warmtewisselaar.
Het warmtewisselaaroppervlak is te klein.
Vergelijk de informatie van de ketelfabrikant en van de
boilerfabrikant. Het probleem kan eventueel worden opgelost
door een hogere aanvoertemperatuur op de ketel.
De boiler koelt te sterk af.
De isolatie is defect of verkeerd gemonteerd.
Controleer of de isolatie in orde is. Isoleer de
boileraansluitingen.
Verkeerde instelling van de regelaar voor de
naverwarming.
Controleer de instelling van de ketelregelaar.
De warmwater-circulatie werkt te vaak en/of 's
nachts.
Controleer de schakeltijden en de intervalwerking.
De pomp schakelt niet uit.
Voeler defect of niet correct gepositioneerd.
Controleer de positie, de montage en de karakteristieken van
de voeler.
Regeling niet in orde.
Opmerking: Toerentalgeregelde pompen schakelen niet
onmiddellijk uit, maar pas nadat het kleinste toerental werd
bereikt.