MONTEREN KOP VAN DE VENTILATOR:
(FIG.2)
-Verwijder de pin en de bevestigingsknop van
de hals op het bovendeel van e buis.
-Verwijder de hals van de motor en de
instelknop voor inclinatie; plaats de hals op de
buis zodat de openingen goed uitgelijnd zijn.
(Fig. 2.1)
-Steek de bevestigingspin door de openingen
van de hals van de motor en de buis en draai
hem vast, daarbij een ruimte van ongeveer 3
mm onder de kop van de pin vrijlatend. (Fig.
2.2)
-Maak de bevestigingsknop van de hals vast
op de pin en de knop voor instelling van de
inclinatie van de motorhals.
- Nu kunt u de inclinatie van de motor instellen.
-Druk vervolgens op de instelknop voor
inclinatie (Fig. 2.3)
GEBRUIKSAANWIJZING
VOORAFGAAND AAN HET EERSTE
GEBRUIK:
-Controleer dat al het verpakkingsmateriaal van
het product verwijderd is.
-Bereid het apparaat voor op de gewenste
functie:
GEBRUIK:
-Rol de kabel helemaal af alvorens de stekker in
het stopcontact te steken.
-Bevestig het apparaat aan zijn basis en
controleer dat het correct geplaatst is.
-Steek de stekker in het stopcontact.
-Zet het apparaat zo dat de luchtstroom in de
gewenste richting gaat.
-Het apparaat in werking stellen door middel
van de aan-/uitknop.
-Selecteer het gewenste vermogen.
VENTILATORFUNCTIE:
-Selecteer de ventilatiestand.
-Selecteer de gewenste ventilatie-snelheid.
OSCILLEERFUNCTIE:
-Met de oscilleerfunctie gaat de luchtstroom
automatisch heen en weer over een hoek van
75º.
-Para activar esta functie, door aan knop (2) te
draaien.
-Druk nogmaals op deze knop om deze functie
te deactiveren.
NA GEBRUIK VAN HET APPARAAT:
-Zet het apparaat uit door de regelaar op 0 te
zetten.
-Trek de stekker uit het stopcontact.
-Reinig het apparaat.
HANDVAT(EN) VOOR TRANSPORT:
-Dit apparaat beschikt over handvaten aan de
zijkant voor een gemakkelijk en comfortabel
transport.
REINIGING
-Trek de stekker uit het stopcontact en laat het
apparaat afkoelen alvorens het te reinigen.
-Maak het apparaat schoon met een vochtige
doek met een paar druppels afwasmiddel en
droog het daarna goed af.
-Gebruik geen oplosmiddelen of producten met
een zure of basische pH, zoals bleekwater,
noch schuurmiddelen,
-Zorg ervoor dat er geen water of andere
vloeistof binnendringt via de ventilatie-
openingen, om schade aan de functionele
delen in het inwendige van het apparaat te
voorkomen.
-Dompel het apparaat niet onder in water of
een andere vloeistof en houd het niet onder de
kraan.
-Indien het apparaat niet goed schoongehouden
wordt, kan het oppervlak beschadigd en de
levensduur van het apparaat verkort worden,
en kan er een gevaarlijke situatie ontstaan.