78
Instructies voor gebruik en onderhoud
NL
IV.
OMSCHRIJVING EN WERKINGSPRINCIPE
Het toestel bestaat uit corpus, flens aan de onderkant /bij
boilers voor verticale montage/ en aan de zijkant /bij boilers voor
horizontale montage/, plastic beschermpaneel en beschermklep.
1.
Het corpus bestaat uit staalreservoir (waterreservoir) en mantel
(buitenbedekking) met warmte-isolatie ertussen van ecologisch
zuiver polyurethaanschuim van hoge dichtheid en twee pijpen
voorzien van schroefdraad G ½“ voor aanvoer van koud water
(voorzien van blauwe ring) en uitlaten van warm water (voorzien
van rode ring).
Afhankelijk van het model kan het binnenreservoir twee soorten
zijn:
•
Van zwart staal beschermd door speciale glas-keramische of
emaildekking
•
Van nietroestend staal
2.
Op de flens staat er een elektrische verwarmer gemonteerd.
Bij de boilers met glasceramische coating is eveneens een
magnesumanode ingebouwd.
De elektrische verwarmer is bestemd voor het verwarming van
het water in het reservoir en wordt door de thermostaat bediend
die automatisch een bepaalde temperatuur handhaaft. Het toestel
is voorzien van een ingebouwde inrichting voor bescherming
tegen oververhitting (thermoschakelaar) die de verwarmer van het
elektrische netwerk uitschakelt, wanneer de watertemperatuur te
hoge waarden bereikt.
3.
De veiligheidsklep werkt als terugslagventiel, d.w.z. voorkomt
de gehele lediging van het toestel bij geen toevoer van koud water
uit het waterleidingnet. Hij beschermt de boiler van tegen overdruk
bij een eventuele oververhitting (bij verwarming neemt het volume
van het water toe en dat leidt tot hogere druk) door de overvloedige
hoeveelheid door de uitlaatbuis af te voeren.
De beschermklep kan het toestel niet beschermen bij aanvoer uit de
pijpleiding van hogere dan de aangegeven voor het toestel druk.
Watertoevoer naar het apparaat, dat hoger is dan de waterdruk in deze
handleiding, kan schade aan het apparaat veroorzaken, waarbij de garantie
ongeldig wordt en de fabrikant niet aansprakelijk voor eventuele schade is.
V.
MONTAGE EN INSCHAKELING
Waarschuwing! Onjuiste installatie en aansluiting van het apparaat
kan ernstige gevolgen voor de gezondheid veroorzaken en leiden
tot de dood van de gebruikers. Dat kan ook schade aan eigendommen of
persoonlijk letsel veroorzaken als gevolg van overstroming, explosie of
brand
. Installatie, aansluiting op het waternet en aansluiting op het
elektriciteitsnet moet worden uitgevoerd door gekwalificeerde technici. Een
gekwalificeerde technicus is iemand die over de juiste competenties in
overeenstemming met de voorschriften van het betreffende land beschikt.
1.
Montage
Er wordt aanbevolen om de montage van het toestel zowel mogelijk
dichtbij de plekken voor gebruiken van warm water gedaan te
worden om het warmteverlies in de pijpleiding te verminderen. Bij
montage in een badkamer moet het toestel op een plek gemonteerd
worden zodat het water uit de douche of douche hoofdtelefoon
bovenop niet komt. Bij montage op de wand wordt het toestel aan
de op het corpus gemonteerde dragende plank opgehangen. Het
ophangen geschiedt aan twee haken (min. Ф 10 mm) die aan de
wand stevig vastgelegd zijn (de haken behoren niet tot de kit voor
ophangen). De constructie van de dragende plank van de boilers
voor verticale montage is universeel en laat de afstand tussen de
haken van 220 tot 310 mm te zijn (afbeelding 1a).
Om materiële schades ter plaatse of bij (derde) personen te
voorkomen als gevolg van eventuele storingen aan de
warmwatervoorziening, moet de boiler enkel in lokalen worden
geïnstalleerd met een deugdelijke waterdichting van de vloeren alsmede
met een drainage (waterafvoer naar het riool). In geen geval mag de boiler
op voorwerpen rusten die gevoelig zijn voor vocht. Indien de boiler zich in
een onbeschermde ruimte moet bevinden, dan is het noodzakelijk om een
carter onder de boiler te plaatsen, met een waterafvoergoot naar het
rioolnet.
Opmerking
: de beschermkuip behoort niet tot de kit en wordt
door de gebruiker gekozen/aangekocht.
2.
Aansluiten van de boiler op het pijpleidingennetwerk
Afbeelding 3:
Legenda: 1- Inkomende pijp; 2 – beschermklep; 3 - reduceerventiel
(bij druk in de pijpleiding boven 0.6 MPa); 4 - stopkraan; 5 – trechter
met verbinding naar de riolering; 6 - drainagebuis; 7 – uitlaatkraan
van de boiler .
Bij het aansluiten van de boiler op het pijpleidingennetwerk moet
men voor de aanduidende kleurtekens /ringen/ opletten: blauwe
ring voor koud /het inkomende/ water, rode ring voor warm /het
uitkomende/ water.
De beschermklep waarmee de boiler is aangekocht moet
gemonteerd worden. Deze wordt op de ingang van het koud water
geplaatst, in overeenstemming met de op het corpus staande pijl
die de richting van het inkomende water aanduidt.
Uitzondering
: Indien de plaatselijke regelingen (normen) bepalen
het gebruik van een andere beschermklep of installatie (conform EN
1487 of EN 1489), dan dient een extra beschermklep aangekocht
te worden. Voor installaties conform EN 1487 moet de hoogste
aangegeven druk 0.7 MPa zijn. Voor andere beschermkleppen
moet de druk waaraan ze gekalibreerd zijn 0,1 MPa lager dan de op
het bordje van het toestel aangeduide druk. In deze gevallen moet
men de samen met het toestel aangeleverd beschermklep niet
gebruiken.
Een andere stoppende armatuur tussen de beschermklep
(bescherminstallatie) en het toestel is niet toegelaten.
De aanwezigheid van andere (oude) beschermkleppen kan tot schade van uw
toestel leiden en deze moeten verwijderd worden.
Het schroeven van de beschermklep aan schroefdraden met een lengte
boven 10 mm is niet toegelaten, anders kan dat tot schade van uw
beschermklep leiden die gevaarlijk voor uw toestel is.
Bij de boilers voor verticale montage moet de beschermklep met de
inkomende pijp verbonden worden als het plastic paneel van het toestel
verwijderd is. Nadat de montage hiervan, moet de beschermklep in de op
afbeelding 2 aangewezen positie zijn.
De beschermklep en de hieruit naar de boiler uitgaande pijpleiding moeten tegen
bevriezing beschermd worden. Bij draineren door een drainagebuis moet het vrije
einde hiervan open aan de atmosfeer (niet ondergedompeld) zijn. De drainagebuis moet
ook tegen bevriezing beveiligd zijn.
Om het toestel met water in te vullen eerst slechts de warm
waterkraan van de mengkraan achteraf openen. Daarna de koud
waterkraan voordat openen. Het toestel is vol, wanneer uit de
mengkraan een constante stroom water begint te komen. De warm
waterkraan sluiten. Indien de boiler leeggemaakt moet worden,
eerst de elektrische stroom hiernaartoe onderbreken. De warm
waterkraan van de mengkraan openen. De kraan 7 (afbeelding
3) openen om het water uit de boiler weglopen laten. Indien in de
installatie geen kraan geïnstalleerd is, de boiler kan rechtsreeks
uit de inkomende pijp hiervan leeggemaakt worden door de boiler
vooraf van de pijpleiding los te maken.
Tijdens de verwijdering van de flens kan een paar liter water
weglopen die in het waterreservoir zijn gebleven.
Tijdens het leegmaken moet men maatregelen nemen om schade door
het weglopende water te voorkomen.
In geval dat de druk in het pijpleidingennetwerk hoger dan de
in paragraaf I hierboven is, dan moet men een reduceerventiel
monteren, anders zal de boiler niet correct geëxploiteerd worden.
De fabrikant is niet aansprakelijk voor problemen die uit onjuiste
exploitatie van het toestel zijn voortgevloeid.
3.
Aansluiten op het elektrische netwerk.
Alvorens de elektrische voeding in te schakelen, ervoor zorgen dat het
toestel niet met water vol is.
3.1.
Bij de modellen voorzien van een voedingskabel samen
met een stekker geschiedt de verbinding door de stekker in een
stopcontact te plaatsen. De uitschakeling van het elektrische
netwerk geschiedt door de stekker van het stopcontact te halen.
Het stopcontact moet op de juiste wijze aangesloten worden op een
afzonderlijke stroomkring voorzien van beschermer. Het stopcontact
moet geaard zijn.
3.2.
Waterverwarmers die tot een kit behoren die een
voedingskabel zonder stekker bevat.
Het toestel moet aangesloten worden op een afzonderlijke
stroomkring, voorzien van een beschermer met aangegeven
nominale stroom 16А (20A voor vermogen >3700W). De
aansluiting moet constant zijn: zonder trekkerverbindingen.
De stroomkring moet beveiligd door een beschermer en een
ingebouwde installatie worden die voor het loshalen van alle polen
zorgen in geval van overspanning categorie III.
Het aansluiten van de geleiders van de voedingskabel van het
toestel dient als volgt uitgevoerd te worden:
•
De geleider met bruine isolatie: op de fasegeleider van de
elektrische installatie (L)
•
De geleider met blauwe isolatie: op de neutrale geleider van de
elektrische installatie (N)
•
De geleider met geelgroene isolatie: op de beschermende
geleider van de elektrische installatie ( )
3.3.
Waterverwarmer zonder voedingskabel
Het toestel moet aangesloten worden op een afzonderlijke
stroomkring, voorzien van een beschermer met aangegeven
nominale stroom 16А (20A voor vermogen >3700W). Het
aansluiten geschiedt door eendradige (harde) kopergeleiders: kabel
3 x 2,5 mm² voor totaal vermogen 3000W (kabel 3 x 4.0 mm² voor
vermogen boven 3700W).