Textron D722B Parts And Maintenance Manual Download

Page: 61 / 216

NL-59

RANSOMES G PLEX II Serie : WD

ONDERHOUDSHANDLEIDING EN ONDERDELENLIJST

STARTEN VAN DE MOTOR

Wanneer een dieselmotor voor het eerst wordt gestart
na langdurige opslag of na het geheel leegrijden van
de brandstoftank, moet het brandstofsysteem worden
ontlucht voordat geprobeerd wordt om de motor te
starten. Zie "Ontluchten van het brandstofsysteem"
hieronder.

Na ontluchting van het systeem

(indien nodig):

De bestuurder moet goed op de
bestuurdersstoel zitten (alleen bij onderhoud en
bediening door getraind onderhoudspersoneel
mag de motor gestart worden zonder
bestuurder in de bestuurdersstoel, indien de
bedieningshendel op de terugloopklep in de
terugdraaistand staat; zie fig. 36 op pagina 67).

Zorg ervoor dat de voet zich niet op het
rijrichtings/gaspedaal bevindt. Het maai/
hefpedaal moet in de stand voor omhoog staan
en de kooiactivering moet uitgeschakeld zijn
voordat de motor kan worden gestart.

Druk de handgashendel naar voren naar een
TUSSENSTAND

Steek de sleutel in het contactslot en zet op
AAN.

Druk de voorverwarmingsschakelaar naar voren
en houd deze vast. Het rode controlelampje
gaat branden. Wanneer het lampje uitgaat, laat
u de voorverwarmingsschakelaar los en start u
de motor (wanneer de motor gedraaid heeft en
nog warm is, behoort het niet nodig te zijn om
de gloeibougies voor te verwarmen).

Laat de motor na het starten minstens één
minuut warmdraaien

N.B.

•

De startmotor mag nooit langer dan 10
seconden draaien. Als de motor na de 10
seconden niet wil starten dient u de startmotor
te stoppen. Wacht 30 seconden en herhaal de
startprocedure..

•

Gebruik geen ether of startvloeistof; de motor
kan hierdoor zwaar worden beschadigd.

Na het starten van de motor moet het volgende
worden gecontroleerd:
•Controleer of het oliedruklampje uitgaat
•Het uitlaatgas moet kleurloos of, bij belaste
motor, enigszins donker zijn.

N.B.

•

Wanneer tijdens het gebruik het oliedruklampje
of het koelvloeistoflampje gaan branden en de
zoemer klinkt, moet de motor onmiddellijk
worden stopgezet. Om ernstige beschadiging
van de motor te voorkomen, moet het probleem
opgespoord en gerepareerd worden.

ONTLUCHTEN VAN HET BRANDSTOFSYSTEEM

WAARSCHUWING

•

Deze procedure moet uitgevoerd worden zoals
gespecificeerd, uitsluitend door goed getraind
onderhoudspersoneel.

Het brandstofsysteem moet ontlucht worden in de

volgende gevallen:

•De motor wordt voor het eerst gestart
•De brandstoftank is geheel leeg
•De motor heeft lange tijd niet gedraaid

•Het brandstoffilter en/of de brandstofleidingen
zijn losgekoppeld, verwijderd of vervangen.
Primair brandstoffilter

PN 825619

Secundair brandstoffilterelement (zie fig. 25)

PN 840 161

Vul de brandstoftank

Open de ontluchtingsopening bovenop het
brandstoffilter (zie fig. 25).

Draai de contactschakelaar naar START,
zonder de gloeibougies voor te verwarmen, om
de brandstofpomp in te schakelen. Laat de
startmotor de pomp aandrijven totdat een
constante brandstofstroom uit de
ontluchtingsopening stroomt. Stop de startmotor
en sluit de ontluchtingsopening.

Figuur 25

1. Ontluchtingsopening van brandstoffilter

2. Secundair brandstoffilter

Open de ontluchtingsopening bovenop de
injectiepomp. Open de ontluchtingsopening
alleen wanneer de motor NIET draait (zie fig.
26).

Figuur 26

1. Ontluchtingsopening van injectiepomp

Draai de contactschakelaar naar START,
zonder de gloeibougies voor te verwarmen,
om de brandstofpomp in te schakelen. Laat de
startmotor de pomp aandrijven totdat een
constante brandstofstroom uit de
ontluchtingsopening stroomt. Stop de
startmotor en sluit de ontluchtingsopening.

WAARSCHUWING

•

De uitstromende brandstof moet opgevangen
en naar behoren verwijderd worden