FAKTUM
– Radiografisch weerstation
45
44
5.2. Trendpijl
• De trendpijl toont u of de luchtdruk actueel stijgt of daalt of gelijk blijft.
5.3 Absolute en relatieve luchtdruk
• Met de PRESSURE/ALTITUDE toets in het batterijvak kunt u tussen de weergave
voor de relatieve (SEA LEVEL) of absolute (LOCAL) luchtdruk en ingestelde plaatse-
lijke hoogte (meter/feet) kiezen.
• De absolute luchtdruk is de momenteel gemeten luchtdruk.
• De relatieve luchtdruk geldt voor zeeniveau en moet voor de specifieke hoogte
van uw woonplaats worden ingesteld.
•
U kan de relatieve luchtdruk direct (raadzaam) of via de plaatselijke hoogte instel-
len.
5.3.1 Invoer de relatieve luchtdruk (raadzaam)
• Informeer u over de actuele luchtdruk in uw omgeving (meteorologisch instituut,
internet, opticien, geijkte weerstations aan openbare gebouwen, luchthaven).
• Druk op de PRESSURE/ALTITUDE toets in het batterijvak tot SEA LEVEL verschijnt.
• Houd de PRESSURE/ALTITUDE toets ingedrukt en de weergave begint te knipperen.
Stel de gewenste waarde met de
▲
of
▼
toets in het batterijvak in.
• Bevestig met de PRESSURE/ALTITUDE toets.
5.3.2 Manuele plaatselijke hoogte instelling
• Na het inzetten van de batterijen komt u in de instelmodus voor de plaatselijke
hoogte op te roepen.
• HPa/mBar knippert op de display
• Druk op de UNIT toets. 0 verschijnt in de display en Meter knippert.
• Kies met de
▲
of
▼
toets in het batterijvak Meter of Feet als meeteinheid.
• Bevestig met de UNIT toets.
• De hoogteaanduiding knippert. Stel de gewinste plaatselijke hoogte met de
▲
of
▼
toets in het batterijvak af (1-meter-stap, 3-voet-stap). Houd in de instelmodus de
toets ingedrukt om de versnelde weergavemodus te activeren.
• Bevestig met de PRESSURE/ALTIDUTE in het batterijvak.
5.4 Overschakelen van de meeteenheid
• Houd de UNIT toets ingedrukt.
• HPa/mBar knippert op de display
• Met de
▲
of
▼
toets in het batterijvak kunt u tussen HPa/mBar, inHG of mmHG als
meeteenheid voor de luchtdruk kiezen.
• Bevestig met de UNIT toets.
• Druk op de PRESSURE/ALTITUDE toets in het batterijvak tot de plaatselijke hoogte
(meter/feet) verschijnt.
• Houd de UNIT toets ingedruckt. Meter of feet knippert.
• Met de
▲
of
▼
toets in het batterijvak kunt u tussen Meter of Feet als meeteen-
heid kiezen.
• Bevestig met de UNIT toets.
FAKTUM
– Radiografisch weerstation
4.5 Temperatuur en luchtvochtigheid
4.5.1 MIN/MAX Functie
• Druk op de MEM toets in het batterijvak in de normaal-modus, dan verschijnt de mini-
mum buiten- en binnentemperatuur en luchtvochtigheid van de laatste terugstelling .
• MIN verschijnt op het display.
• Druk op de MEM toets in de normaal-modus, dan verschijnt de maximum buiten-
en binnentemperatuur en luchtvochtigheid sinds de laatste terugstelling .
• MAX verschijnt op het display.
• Druk nog eens op de MEM toets om naar de normaalmodus terug te keren.
• Houd u de MEM toets ingedrukt terwijl op de display de maximum- en minimum
waarde verschijnen, worden de waarden verwijderd (5 sec.).
4.5.2 Trendpijl
• De trendpijl toont u of de luchtvochtigkeit en de temperatuur actueel stijgt of
daalt of gelijk blijft.
4.5.3 Alarm voor de buitentemperatuur
• Druk op de TEMP AL toets om in de temperatuuralarm functie te komen.
ver-
schijnt op het display en de ingestelde temperatuurbovengrens verschijnt.
• Houd die TEMP AL toets (2 sec.) ingedrukt om in de instelmodus te komen. De
weergave voor de temperatuur begint te knipperen. Stel de gewenste bovenste
temperatuur met de
▲
of
▼
toets in. Bevestigen met de TEMP AL toets.
• Druk twee keer op de toets om bij de onderste alarmwaarde te komen.
ver-
schijnt op het display.
• Houd op de TEMP AL toets ingedrukt (2 sec.) om in de instelmodus te komen. De
weergave voor de temperatuur begint te knipperen. Stel de gewenste onderste
temperatuur met de
▲
of
▼
toets in. Bevestigen met de TEMP AL toets.
• Wanneer de temperatuur alarm geactiveerd wordt, knippert het overeenkomstige
symbool
of
. Druk op de TEMP AL toets voor deactiveren van het alarm.
4.5.4 Comfortniveau
• Om het comfortniveau van het binnenklimaat aan te duiden, verschijnt op de dis-
play:
COMFORT:
40-70% + 20°...25°C / 68°...77°F
WET:
> 70%
DRY:
< 40%
5. Luchtdruk
5.1 Weersymbolen
• Het radiografisch weerstation gebruikt 5 verschillende weersymbolen (zonnig,
halfbewolkt, bewolkt, regen, sneeuw).
• Het weerbericht via de symboolweergave heeft betrekking op een periode van
12 – 24 uur en geeft alleen een weertrend aan. Is het bijvoorbeeld momenteel
bewolkt en wordt er regen aangegeven, duidt dit niet op een verkeerd functione-
ren van het apparaat, maar geeft dit aan, dat de luchtdruk gedaald is en u een
weersverslechtering moet verwachten, waarbij het echter niet per se om regen
hoeft te gaan. De precisie is ongeveer 70 %.
• Een sneeuwkristal verschijnt wanneer regen voorspeld is en de buitentemperatuur
onder 0 °C ligt.
TFA_No. 35.1101 Anleitung 02.02.2010 10:06 Uhr Seite 23