93
PowrPlast 600
NL
6
INBeDRIjFSteLLING
6.1
PLAAtSING
De mortelspuitmachine en de emmer waaruit het te verwer-
ken materiaal moet worden gepompt, moeten op een stevige,
vlakke ondergrond worden geplaatst. Daardoor wordt wegg-
lijden of zelfs omvallen van machine en emmer voorkomen.
6.1.1
AANSLuItING OP Het StROOMNet/
VeRLeNGkABeL
Aansluiting op het lichtnet mag uitsluitend via een spe-
ciaal voedingspunt b.v. via een bouwstroomverdeelkast
met een aardlekbeveiliging van
≤
30 mA.
Leg de aansluitkabel zo neer dat deze geen
struikelgevaar oplevert.
Bescherm deze tegen beschadigingen, b.v.
door eroverheen rijden.
Kabeldiameter tenminste 3 x 1,5 mm
2
. Ver-
lengkabel helemaal afrollen. Controleer dat
stekker en contrastekker niet zijn bescha-
digd.
• Controleer voor aansluiting op het lichtnet dat de netspan
-
ning overeenkomt met de gegevens op het typeplaatje.
6.2
eeRSte INBeDRIjFSteLLING
6.2.1
LeVeRINGSOMVANG
De machine wordt door de fabrikant in de volgende losse
componenten geleverd:
• Basisapparaat compleet bestaand uit aandrijfeenheid, rege
-
leenheid en transportonderstel met wielen.
• Pompeenheid compleet
• Gereedschap
: speciale sleutel
• Slangenpakket
• Spuitlans
•
Pompglijmiddel
6.2.2
MONtAGe
Borgpen (1) naar achteren trekken om de vergrendeling te
lossen. PowrPlast 600 aan het frame (2) naar boven trekken
tot de vergrendeling in de hoogste positie vastklikt.
Rotor (3) met een geschikt pompglijmiddel (best.nr. 9992
824) inspuiten.
Keuzeschakelaar (4) op “A” en transporthoeveelheidsregelaar
(5) op „0“ zetten.
Stekker op het stroomnet aansluiten.
Bedrijfslampje (6) geeft aan dat het apparaat bedrijfsklaar is.
Rood controlelampje (7) knippert gedurende ca. 30 secon-
den tijdens de functiecontrole.
InbeDrIjfstellIng
Vergrendelingspennen (8) naar boven naar de magneethou-
ders in de handgreep klappen om kantelen tijdens de mon-
tage te voorkomen.
Pompeenheid mag alleen gemonteerd
worden door de persoon die ook de ma-
chine bestuurt.
Gebruik de mortelspuitmachine nooit met
een openliggende rotor.
Steek uw handen niet in de rotor als deze
draait. Gevaar voor beknelling.
Voorzichtig met lange haren. Werk uitslui-
tend met nauw aansluitende kleding.
Pompeenheid (9) van onderen over de rotor (3) schuiven en
naar boven drukken.
Transporthoeveelheidsregelaar (5) op 1 of 2 zetten.
Keuzeschakelaar (4) op “F” zetten om de pomp in te schake-
len. De pompeenheid wordt door de rotor automatisch naar
boven getrokken.
Zodra de pompeenheid zich in de eindpositie bevindt, de bei-
de vergrendelingspennen (8) naar beneden klappen en met
de moeren de pompeenheid vastzetten.
Pompeenheid (9) eventueel met de hand iets
draaien om de vergrendelingspennen (8) in
de eindpositie te zetten.
Keuzeschakelaar (4) op “A” zetten om de pomp uit te schake-
len.
Stekker uit het stopcontact trekken.
Na de montage van de pompeenheid, war-
telmoer (10) op de pompeenheid met de
speciale sleutel vasttrekken.
A
F
R
POWER
ERROR
4
6
2
1
3
A
F
R
POWER
ERROR
5
7
8
9